Perscommuniqué - De vertraging van de productiviteit: bevindingen en poging tot verklaring

De gecumuleerde effecten van de productiviteit zijn de enige bron van groei op lange termijn. In alle geavanceerde economieën, met inbegrip van België, vertoonde de productiviteit echter sinds het begin van de jaren 2000 een algemene groeivertraging. Die vertraging was meer uitgesproken in België dan in de EU.

Deze studie verduidelijkt de analyse van het productiviteitsverloop in België uit een micro-economisch oogpunt, ter aanvulling van de macro-economische analyses waarin ons land wordt vergeleken met de andere geavanceerde economieën. Dat maakt het mogelijk zowel een beter inzicht te verkrijgen in de bronnen van de productiviteitsgroei als, door middel van uitsplitsingen van de groei, sommige oorzaken te bepalen van de opgetekende vertraging.

Daarbij wordt het concept van de totale factorproductiviteit (TFP) gebruikt, die de efficiëntie weergeeft waarmee een geheel van inputs (bijvoorbeeld kapitaal en arbeidskrachten) wordt omgezet in output (bijvoorbeeld de toegevoegde waarde). Het vertegenwoordigt de verandering van de toegevoegde waarde die niet kan worden verklaard door wijzigingen in kapitaal en arbeid. De TFP wordt geraamd aan de hand van micro-economische gegevens uit de jaarrekeningen van de Belgische ondernemingen van 1996 tot 2016.

Over de beschouwde periode groeide de TFP sterker in de industrie dan in de marktdiensten, wat tegen de achtergrond van een tertiarisering van de economische bedrijvigheid een neerwaartse druk uitoefent op de groei van de geaggregeerde productiviteit. Een nieuwe stimulering van het economisch weefsel in de dienstenbranches zou dus kunnen leiden tot een reallocatie van middelen die gunstiger is voor de groei.

Gedurende het grootste deel van de geanalyseerde periode was de interne groei, dat is de intrinsieke stijging van de productiviteit in bestaande ondernemingen, de belangrijkste component van de geaggregeerde productiviteitstoename. De voorbije jaren leverde de reallocatie van middelen binnen een bedrijfstak of tussen branches echter de voornaamste bijdrage tot de TFP-groei, voornamelijk dankzij een betere toewijzing van middelen in de industrie. De externe groei heeft slechts een geringe invloed op de geaggregeerde TFP-groei omdat er in België relatief weinig ondernemingen worden opgericht of verdwijnen.

Hoewel de Belgische ondernemingen tot de meest efficiënte van Europa blijven behoren, is het verloop van hun productiviteit zeer uiteenlopend. Zo blijkt enerzijds dat de productiviteitswinsten bijna volledig in de technologische grensbedrijven worden geboekt en vaak in dochterondernemingen van buitenlandse bedrijven. De verspreiding van technologie naar minder efficiënte bedrijven is ontoereikend. Anderzijds laten de zombiebedrijven een zwakke TFP(-groei) optekenen. Die bedrijven – die talrijker zijn in België dan elders – drukken derhalve het verloop van de geaggregeerde productiviteit, en daardoor ook het groeipotentieel. Het zou voor de Belgische economie bijgevolg voordelig kunnen zijn om, bijvoorbeeld door herstructureringen, het aantal zombiebedrijven terug te dringen, en dan vooral dat van de minst efficiënte.

Ten slotte werd een multivariate analyse verricht van de determinanten van de productiviteit. Ten eerste zou de productiviteit van de onderneming samenhangen met de leeftijd ervan, wat erop kan wijzen dat een hoge productiviteit een belangrijke voorwaarde kan zijn om op lange termijn te overleven. Ten tweede zou een hoge efficiëntie het mogelijk maken rechtstreeks handel te drijven met de rest van de wereld. Voorts kunnen de kwaliteit van het menselijk kapitaal en een intenser gebruik van immaterieel kapitaal (innovatie) de efficiëntie van de ondernemingen verhogen.

De sterke verschillen tussen de resultaten van de afzonderlijke ondernemingen tonen aan dat er niet één enkele goede strategie bestaat die tot een hoge productiviteit leidt. Vele factoren, zowel bedrijfsspecifieke als macro-economische, kunnen de efficiëntie van de ondernemingen beïnvloeden.

In de eerste plaats moeten de ondernemingen alle hefbomen van interne groei inzetten. Naast de reeds vermelde dimensies kunnen ze, bijvoorbeeld, efficiënter handelen door te investeren in de opleiding van hun personeel. Ook een sterkere integratie in het binnenlands productienetwerk, met name door secundaire taken zoals ondersteunende activiteiten uit te besteden, kan de productiviteit verbeteren.

Andere hefbomen kunnen eveneens de productiviteit helpen verhogen. Zo is het stimuleren van de oprichting van nieuwe bedrijven met een hoog groeipotentieel en de verdwijning van de minst efficiënte bedrijven, belangrijk om de geaggregeerde productiviteit te verbeteren. Dat geldt in het bijzonder voor de diensten, waar er minder mogelijkheden tot interne groei bestaan. Een aangepast regelgevend kader is ook belangrijk, om concurrentie en innovatie te bevorderen waardoor nieuwe bedrijven kunnen worden opgestart en bestaande ondernemingen in staat zijn zich efficiënt te ontwikkelen.

Al met al moet België internationaal gezien aantrekkelijk proberen te blijven, om zoveel mogelijk buitenlandse directe investeringen aan te trekken, die de verspreiding van technologie in de hand werken. In dat opzicht zijn een kwaliteitsvolle infrastructuur, een performant onderwijssysteem en een doeltreffende gezondheidszorg essentiële troeven voor de duurzame en efficiënte ontwikkeling van onze economie. Die verschillende hefbomen moeten noodzakelijkerwijs gelijktijdig en complementair worden aangewend om de productiviteit te verhogen, zodat de Belgische ondernemingen zich bij de Europese koplopers kunnen handhaven.