Perscommuniqué - De vermogensverdeling in België: eerste resultaten van de tweede golf van de Household Finance and Consumption Survey (HFCS)

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van september 2016

De totale activa en passiva van de huishoudens kunnen worden afgeleid uit macro-economische statistieken. Die informatiebronnen zeggen echter weinig of niets over de verdeling van het vermogen onder de huishoudens. Daarvoor zijn micro-economische gegevens op gezinsniveau nodig. In dat verband heeft het Eurosysteem een vermogensenquête in het leven geroepen: de Household Finance and Consumption Survey (HFCS). Op basis van de voorlopige resultaten van de tweede golf (uitgevoerd in 2014) van die enquête, die in België door de Bank wordt georganiseerd, worden in dit artikel de structuur en de verdeling van het gezinsvermogen geanalyseerd. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met de resultaten, voor België, van de eerste golf (2010). De reële en financiële activa worden samen met de schulden beschreven, wat resulteert in een analyse van het nettovermogen van de huishoudens.

De inkomens- en vermogensverdeling zijn tussen de beide golven al met al vrij stabiel gebleven. Het aandeel van de 20 % rijkste huishoudens in het totale nettovermogen van België bleef stabiel rond 60 % (61 % in 2010 en 59 % in 2014). Zoomen we in op kleinere groepen van de bevolking, dan blijkt dat het aandeel van de 10 % rijkste huishoudens stabiel is gebleven op 43 à 44 %, dat van de 5 % meest vermogende op 30 à 31 % en dat van de top 1 % op 12 % van het totale nettovermogen van de Belgische huishoudens. Daarbij zij echter beklemtoond dat enquêtegegevens steeds behept zijn met foutenmarges en dat die marges voor de extreme waarden in de resultaten aanzienlijk zijn. Daardoor zijn enquêtegegevens, hoewel ze vaak de enige beschikbare bron zijn, minder geschikt om kleine groepen te analyseren, zoals het aandeel van de 1 % rijkste huishoudens in het totale vermogen. Dat geldt des te meer wanneer dergelijke analyses zouden worden uitgevoerd op aparte vermogensbestanddelen, die soms door slechts een beperkt aantal huishoudens worden aangehouden. Bovendien zij erop gewezen dat de allerrijkste gezinnen doorgaans geen deel uitmaken van de respondenten, waardoor de resultaten van de enquête de rijkdom aan de top allicht onderschatten.

Het vermogen van de middenklasse in België bestaat vooral uit de eigen woonst van de huishoudens, aangevuld met voornamelijk deposito’s. Die middenklasse heeft gemiddeld beschouwd ook de grootste hypothecaire schuld uitstaan. De meer vermogende huishoudens bezitten een woning die gemiddeld meer waard is dan die van de middenklassengezinnen, maar die woning maakt gemiddeld minder dan de helft uit van het totale vermogen van deze rijkere huishoudens. Hun rijkdom bestaat immers ook uit ander vastgoed, eigen bedrijven (zelfstandige zaken) en andere financiële activa (bovenop de deposito’s, namelijk: aandelen, obligaties, beleggingsfondsen), die overigens bijna uitsluitend bij deze huishoudens worden aangetroffen. Ook de hypothecaire leningen die met de aankoop van ander vastgoed gepaard gaan, worden vooral aangegaan door meer vermogende gezinnen. Uit een vergelijking van de enquêteresultaten voor 2010 en 2014 blijkt een toename van de beleggingen in (en de kredieten voor) ander vastgoed, bovenop de eigen woonst. Daarnaast participeren de huishoudens minder rechtstreeks op de beurs en op de obligatiemarkt, en zijn ze meer gaan beleggen in gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Aangezien die activa bijna uitsluitend bij de meer vermogende huishoudens zitten, zijn het de portefeuillebeslissingen van deze laatste die dat algemene resultaat sturen.

De inkomens- en vermogensverdeling zijn vrij gelijklopend. Huishoudens met een hoog inkomen hebben doorgaans ook een groot vermogen en omgekeerd. Toch zijn er ook huishoudens met een laag inkomen maar een groot vermogen (bv. gepensioneerden of mensen die geërfd hebben): 6 % van de gezinnen in het laagste inkomenskwintiel zitten in het hoogste vermogenskwintiel. Aan de andere kant van het spectrum zijn er huishoudens met een hoog inkomen maar een klein vermogen (bv. jonge hoog opgeleide tweeverdieners): 4 % van de huishoudens in het hoogste inkomenskwintiel zitten in het laagste vermogenskwintiel. Er zijn slechts relatief weinig oudere huishoudens, en al zeker geen alleenstaande ouderen, die zich in het hoogste inkomenskwintiel bevinden. Er zijn echter vrij veel ouderen die zich in het hoogste vermogenskwintiel bevinden. Ook de soms moeilijke positie van alleenstaanden, zonder maar vooral mét kinderen, blijkt uit de cijfers: ze bevinden zich vooral in de lage inkomens- en vermogenskwintielen. De inkomens uit kapitaal (rentes, dividenden en huurgelden), die vooral bij de meest vermogende huishoudens zitten, zijn tussen 2010 en 2014 gemiddeld beschouwd gedaald. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de verlaagde rente.

Terwijl financiële activa moeilijk volledig kunnen worden gevat door middel van enquêtes – dit vanwege de zeer sterke concentratie bij een kleine groep huishoudens ‑, worden reële activa, schulden en inkomens veel beter en vollediger geregistreerd. Dat maakt de gegevens uitermate geschikt voor prudentiële risicoanalyses op de kredietmarkten. De resultaten van de enquête tonen een toename van de participatie en de uitstaande bedragen voor alle krediettypes. Een meer gedetailleerde analyse wijst op het bestaan van potentiële risicohaarden op de hypotheekmarkt, vooral bij eenoudergezinnen en, in mindere mate, bij alleenstaanden zonder kinderen. Zo heeft één op tien van de eenoudergezinnen meer dan 30 % van het gezinsinkomen nodig om een hypothecaire lening af te betalen, dat is één op vier huishoudens met schuld in deze categorie.

De voorlopige resultaten van de vermogensenquête van de Bank worden verder verwerkt binnen het Europese onderzoeksnetwerk ‘Household Finance and Consumption Network (HFCN)’, en zullen einde 2016 samen met de gegevens voor andere landen van het eurogebied gepubliceerd worden. De derde golf van de HFCS is gepland in 2017, met publicatie van de resultaten in 2019.