Perscommuniqué - De sociale balans 2014

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van Juni 2016

Het artikel over de sociale balans spitst zich toe op twee hoofdthema's: enerzijds de waargenomen veranderingen in de samenstelling van het arbeidsvolume ‑ op grond van de kenmerken van de ondernemingen en van de werknemers die er tewerkgesteld zijn ‑ en anderzijds het verloop van het loonverschil tussen mannen en vrouwen, dat voor de bedrijven die een volledige sociale balans neerleggen meetbaar is geworden na de invoering van een uitsplitsing naar geslacht van de gewerkte uren en de personeelskosten vanaf 1 januari 2012.

Tussen 2000 en 2014 steeg het in VTE uitgedrukte arbeidsvolume in de ondernemingen van de analysepopulatie met zowat 193 000 eenheden, dat is met 12,3 %, tot ongeveer 1 765 000. Tegelijkertijd nam het aantal geanalyseerde ondernemingen toe van 69 939 tot 85 572. Deze laatste stijging is grotendeels het gevolg van het grotere aantal sociale balansen die worden neergelegd door de grote en zeer grote vzw's en stichtingen (vooral actief in de branche 'gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening'), na de invoering van een specifiek gestandaardiseerd neerleggingsschema vanaf het boekjaar 2006. Het arbeidsvolume nam derhalve fors toe in de 'gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening' (+162 000 VTE, waarvan +72 000 in de zowel in 2000 als in 2014 aanwezige ondernemingen), maar ook in de 'overige diensten' (+69 000) en, gematigder, in de tak 'handel en vervoer' (+18 000 VTE). Daarentegen daalde het in de industrie (-55 000 VTE).

De sociale balans brengt ingrijpende wijzigingen in de samenstelling van het arbeidsvolume aan het licht. Zo is de bijdrage van de werknemers met een bediendencontract tussen 2000 en 2014 sterk toegenomen (van 50,6 % tot 57,4 % van het totaal), terwijl het aandeel van de arbeiders is afgenomen. Een groter aandeel van de bedrijvigheid bestaat nu uit deeltijdwerkers (24 % van het totale volume in 2014, tegen 13,1 % veertien jaar eerder). Het aantal vaste en het aantal tijdelijke werknemers zijn daarentegen nagenoeg in hetzelfde tempo toegenomen; het aandeel van de werknemers met een tijdelijk contract vertegenwoordigde zowel in 2000 als in 2014 ongeveer 6,2 % van het arbeidsvolume. De mindere stabiele banen zijn bijgevolg veeleer het gevolg van de werktijdregeling dan van de arbeidsovereenkomst van de werknemers. Vrouwen zijn een belangrijke groeimotor voor de bedrijvigheid geworden: hun bijdrage aan het totale arbeidsvolume steeg tussen 2000 en 2014 van 33,5 % tot 41 %. Het relatieve gewicht van het vrouwelijk personeel nam in alle bedrijfstakken toe, maar de stijging is het sterkst in de branche ‘handel en vervoer’ en in de ‘overige diensten’. Het arbeidsvolume dat wordt geleverd door mannelijke werknemers is tijdens deze periode licht afgenomen; de stijging in de 'gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening' en in de ‘overige diensten’ was onvoldoende om de daling in de industrie en in de tak ‘handel en vervoer’ op te vangen.

De toegenomen vervrouwelijking van het personeelsbestand verklaart de gelijklopende ontwikkeling van deeltijdarbeid. Deeltijds werk ‑ dat nog steeds grotendeels bij vrouwen voorkomt – heeft gevolgen voor de loopbaan en de loongroeimogelijkheden. Uit de gegevens van de sociale balans blijkt dat gemiddeld, in de ondernemingen die een volledig schema neerleggen, het vrouwelijk personeel goedkoper blijft dan mannelijke arbeidskrachten. De studie is gebaseerd op de resultaten van iets minder dan 2 000 bedrijven voor het boekjaar 2014, te vergelijken met een potentiële populatie ‑ de bedrijven die een volledig schema neerleggen ‑ van ongeveer 13 500 ondernemingen. Sommige gegevens ontbreken immers, omdat het wettelijk kader de bedrijven de mogelijkheid biedt, in het licht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalde rubrieken niet in te vullen, wanneer die betrekking hebben op drie werknemers of minder. Andere kunnen niet worden benut omdat de kwaliteit van de rapportage te wensen overlaat. De gevolgen zijn betreurenswaardig, aangezien de representativiteit van de resultaten er door beperkt wordt en omdat het doel van de wet wordt gemist, met name een vergelijking mogelijk te maken van de sociale profielen van de bedrijven die een sociale balans neerleggen.

In de analysepopulatie kostte een arbeidsuur in 2014 gemiddeld 13,9 % meer voor mannen dan voor vrouwen. Een groter dan gemiddeld positief verschil werd opgetekend in de tak ‘handel en vervoer’ en in de ‘overige diensten’; het verschil was veel bescheidener in de industrie; in de ‘gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening’ is het daarentegen negatief. Uit de afzonderlijke resultaten van de ondernemingen blijkt dat de uurloonkosten in 69 % van de ondernemingen gemiddeld hoger liggen voor mannen dan voor vrouwen. In een kwart van de ondernemingen is het verschil gelijk aan of groter dan 15 %.

Om het verloop van de loonkloof tussen 2012 en 2014 te meten, werd gebruikgemaakt van een constante populatie van iets meer dan duizend ondernemingen. De spreiding van de loonkloof is tussen die jaren weinig veranderd, ook al waren voor sommige bedrijven sterke veranderingen in de uurloonkosten voor mannen en vrouwen merkbaar. Het verschil liep in 57 % van de bedrijven terug en nam matig ‑ met minder dan 5 procentpunt ‑ toe in 23,5 % van de ondernemingen. Door deze ontwikkelingen waren er in die constante populatie in 2014 proportioneel minder ondernemingen die een positief loonverschil vertoonden, maar hun aandeel bleef groot (68 % van het totaal, tegen 72 % in 2012).

Door de omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 2013/34/EU zullen meer bedrijven kunnen worden beschouwd als kleine ondernemingen (of zelfs als micro-ondernemingen) en het verkort model van de sociale balans kunnen gebruiken, waardoor minder gedetailleerde sociale informatie ‑ die soms niet elders voorhanden is ‑ beschikbaar zal zijn voor een groter deel van de bedrijven die een sociale balans neerleggen. De verlichting van de neerleggingsverplichting mag niet gepaard gaan met een verslechtering van de kwaliteit. Omdat de sociale balans de sociale werkelijkheid in de bedrijven weergeeft, is ze een economisch beleidsinstrument dat het mogelijk maakt beleidsbeslissingen te sturen. Het is derhalve de verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen ‑ zowel de grote als de kleine ondernemingen ‑ om de kwaliteit van de verstrekte statistische informatie te helpen verbeteren.