Perscommuniqué - De economische impact van de strijd tegen de klimaatverandering

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van juni 2011

Hoewel er nog steeds enige controverse bestaat over de oorzaken van de klimaatverandering, achten de meeste wetenschappers het erg waarschijnlijk dat deze voor een niet onaanzienlijk deel wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten. Wat de (economische) gevolgen van de opwarming betreft, is de onzekerheid evenwel veel groter. Het is echter geleidelijk duidelijk geworden dat geen actie ondernemen desastreuze en in sommige gevallen onomkeerbare gevolgen zou hebben, en dat de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen drastisch moet worden verminderd op basis van internationale akkoorden.

De eerste concrete doelstellingen inzake uitstootreductie werden in 1997 overeengekomen in het Kyoto-protocol en hebben betrekking op de periode 2008-2012. Op basis van de realisaties voor de periode 2008-2009 blijkt evenwel dat enkele landen nog zware inspanningen zullen moeten leveren om hun beoogde uitstootvermindering te realiseren. Bovendien vallen een aantal van de grootste vervuilers de Verenigde Staten, China en India - niet onder het protocol. Voor de periode na 2012 is nog geen wereldwijde overeenkomst bereikt. Wel beoogt de EU met haar Klimaat- en Energiepakket haar uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 20 % te verminderen ten opzichte van het peil van 1990. Indien andere ontwikkelde landen een soortgelijke verbintenis aangaan, zou de EU haar doelstelling aanscherpen tot 30 %. Hoewel België goed op weg is om in 2012 haar Kyoto-doelstelling te halen, zullen nog aanzienlijke extra maatregelen moeten worden genomen om ook de doelstellingen van het Europees Klimaat- en Energiepakket te realiseren.

Een klimaatbeleid dat erop gericht is de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, moet er in de eerste plaats voor zorgen dat zowel producenten als consumenten hun gedrag gaan aanpassen. De overheid zal daartoe meestal gebruik maken van een mix van instrumenten, waarbij niet alleen rekening moet worden gehouden met de efficiëntie van de instrumenten, maar ook met sociale overwegingen en met de concurrentiekracht van de ondernemingen. De belangrijkste instrumenten die in dit artikel worden behandeld, zijn: verhandelbare uitstootrechten, milieuheffingen, normen en standaarden, alsook maatregelen ter ondersteuning van de ontwikkeling en verspreiding van sterk verbeterde en nieuwe technologieën.

Het Federaal Planbureau en de EC hebben de macro-economische impact van de doelstellingen van het Europees Klimaat- en Energiepakket gesimuleerd aan de hand van econometrische modellen. Beide instellingen komen tot de conclusie dat de benodigde maatregelen zullen wegen op de economische bedrijvigheid, maar dat die impact kan worden afgezwakt als de ontvangen geldstromen (van de verhandelbare uitstootrechten en de milieuheffingen) gebruikt worden om de economie te stimuleren. Dit kan onder meer via een verlaging van de lasten op arbeid of via het financieel ondersteunen van R&D en innovatie.

De uitstoot van broeikasgassen kan het best worden gereduceerd door de energie intensiteit te verlagen. De Belgische industrie heeft op dat vlak reeds aanzienlijke inspanningen geleverd; gelet op de industriële specialisaties van ons land, kan ter zake wellicht niet veel vooruitgang meer worden geboekt op grond van de huidige technologische kennis. Het energieverbruik van de particulieren voor huishoudelijke doeleinden en het energieverbruik voor het wegvervoer, daarentegen, kunnen wel nog sterk worden verminderd.

De energie-intensiteit van de economische activiteiten kan echter niet onbeperkt worden teruggedrongen. Om die reden is het ook zaak het aandeel van hernieuwbare energie in het totale energieverbruik te vergroten. Gelet op het geografisch en klimatologisch profiel van België zijn onze mogelijkheden inzake de productie van hernieuwbare energie evenwel beperkter dan in andere landen. Hoewel hiermee rekening werd gehouden bij het vastleggen van de nationale doelstellingen binnen het Europees Klimaat- en Energiepakket, zal België nog aanzienlijke supplementaire inspanningen moeten leveren om tegen 2020 haar doelstelling van 13 % te bereiken. Biomassa en windenergie hebben op dit vlak blijkbaar het grootste potentieel.

Hoewel de strijd tegen de klimaatverandering duidelijk zware kosten meebrengt voor de wereldeconomie, bieden investeringen in het ontwikkelen van koolstofarme producten en productieprocessen ook perspectief voor innovatie, economische dynamiek, duurzame groei en werkgelegenheid. Energie-efficiëntie is immers van doorslaggevend belang voor het concurrentievermogen van de Europese en de Belgische economie. Daarnaast hebben onze ondernemingen er belang bij om zo snel mogelijk een plaats te veroveren op de mondiale markt voor eco-innovatie, naar het voorbeeld van enkele Belgische bedrijven die in hun niche reeds tot de wereldtop behoren. Alle betrokken partijen moeten dan ook absoluut nauwer gaan samenwerken teneinde met een gemeenschappelijke visie uitmuntendheid na te streven.