Perscommuniqué - Crisisgevoeligheid van de kmo-financiering in België

De bankencrisis en de overheidsschuldencrisis hebben het verloop van de bancaire kredietverlening aan de ondernemingen in België beïnvloed. Een daling van het kredietaanbod kan echter een grotere weerslag hebben op de financiering van kmo's, aangezien de meeste hiervan sterk afhankelijk zijn van de leningen die de banken hen verstrekken om hun activiteiten te financieren.

De verslechtering van de conjunctuur na het uitbreken van de financiële crisis in 2008 ging gepaard met een daling van de bancaire kredietverlening aan alle niet‑financiële vennootschappen. De ondernemingen werden evenwel niet allemaal in dezelfde mate getroffen, aangezien de grootte van de ondernemingen een belangrijke factor blijkt te zijn. De vertraging deed zich meer voor in de grote ondernemingen. Deze laatste vervingen de bankfinanciering immers door de uitgifte van schuldbewijzen, waarvan de kosten aantrekkelijker waren geworden, en omzeilden aldus deels het verminderde aanbod van financiering door de banken. Omdat de kmo's niet even gemakkelijk toegang hebben tot de financiële markten, nam hun vraag naar krediet daarentegen minder uitgesproken af, ook al konden de door de banken geboden voorwaarden hen minder gunstig lijken, en handhaafde de kredietverlening aan dat soort ondernemingen zich tijdens de crisisperiodes op een hoger peil dan op basis van het conjunctuurverloop werd verwacht.

Uit enquêtes bij de bedrijfsleiders en de kredietinstellingen blijkt dat de bepalingen en voorwaarden bij het aangaan van kredieten op uiteenlopende wijze veranderden naargelang van de ondernemingsgrootte. De verkrapping van het kredietaanbod jegens de grote ondernemingen bleek vooral te worden ingegeven door een stijging van de financieringskosten en door balansbeperkingen, wat zich vertaalde in een verruiming van de rentemarges en in een beperking van het bedrag en van de looptijd van de kredieten, terwijl de verkrapping van het aanbod jegens de kmo's veeleer werd bepaald door de toegenomen risicoperceptie, waardoor er extra waarborgen werden gevraagd.

Deze vaststelling wordt bevestigd door een analyse van micro-economische gegevens, die het onder meer mogelijk maken de financiële gezondheid van elke onderneming te beoordelen aan de hand van een synthetische indicator. Hieruit blijkt duidelijk dat de ondernemingen waarvan de financiële positie brozer is en die derhalve een groter risico van insolventie lopen, vooral kmo's zijn. Bovendien zagen de kmo’s waarvan de toestand bij het uitbreken van de crisis reeds relatief onzeker was, hun financiële gezondheid over het geheel genomen verslechteren in de daaropvolgende jaren. Aangezien de risicofactor een belangrijke rol speelt in het kredietbeleid van de Belgische banken ten aanzien van de kmo's, mag worden aangenomen dat die verandering de kredietverlening de afgelopen jaren heeft gedrukt.

Econometrische ramingen tonen trouwens aan dat, bij een ongewijzigd risiconiveau, de banken na het uitbreken van de crisis niet restrictiever lijken te zijn geworden tegenover hun bestaand cliënteel. Dit wijst erop dat ze bij voorkeur langdurige klantrelaties in stand willen houden. Ze zouden daarentegen minder geneigd zijn geworden risico's te nemen bij de kredietverlening aan kmo's waarmee zij nog geen handelsrelatie hadden, door eerder voorrang te geven aan de ondernemingen met een gunstiger risicoprofiel.