Perscommuniqué - Arbeidsmarkten van het eurogebied en de crisis

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van september 2012

Dit artikel is een samenvatting van de voornaamste bevindingen van het Structural Issues Report 2012 van het Eurosysteem. Het toont de grote discrepanties aan die tussen de arbeidsmarkten van de landen van het eurogebied nog steeds bestaan. De situatie op de arbeidsmarkt was reeds vóór de crisis verschillend, maar dat verschil werd door de Grote recessie nog verscherpt. De landen werden getroffen door diverse soorten schokken die bovendien varieerden qua intensiteit. Derhalve liepen ook de beleidsreacties uiteen, afhankelijk van de schokken, de (begrotings)mogelijkheden en de arbeidsmarktinstituties zoals de wettelijke ontslagbescherming of het loonvormingsproces. Als gevolg hiervan had de crisis uiteenlopende gevolgen voor de arbeidsmarkt, gaande van vrijwel geen effect (bijvoorbeeld in Duitsland) tot zeer ingrijpende aanpassingen (bijvoorbeeld in Estland, Ierland, Spanje en Griekenland). Doordat veel gebruik werd gemaakt van arbeidstijdverkorting, bleef het effect op de Belgische arbeidsmarkt veeleer beperkt. Er zij trouwens beklemtoond dat de crisis nog niet voorbij is en in verschillende landen blijft de economische situatie verslechteren. Het SIR werd afgerond in maart 2012, waardoor de meest recente ontwikkelingen er niet in opgenomen zijn.

Tegen de achtergrond van de sterk uiteenlopende situaties op landenniveau en de aanslepende crisis, bleek het moeilijk om 'best practices' aan te bevelen waardoor de arbeidsmarkt in de toekomst beter zou functioneren. Niettemin werden verschillende beleidsconclusies opgesteld.

De reactie van de lonen op de crisis bleef beperkt, wat wijst op neerwaartse loonrigiditeiten die het herstel van de concurrentiekracht en bijgevolg van de werkgelegenheid in de weg staan, vooral in de landen van het eurogebied die voorheen externe onevenwichten hadden geaccumuleerd. In geval van hoge werkloosheid zou een soepele reactie van de lonen op de arbeidsmarktsituatie absolute voorrang verdienen. Bovendien zou een dergelijke reactie ook de noodzakelijke sectorale reallocatie kunnen vergemakkelijken waar werkgelegenheidscreatie en vermindering van de werkloosheid op steunen. In dit opzicht, en hoewel de arbeidstijdverkorting in sommige lidstaten, waaronder België, met succes het veroorzaakte banenverlies helpt opvangen, zou deze maatregel, indien hij te lang in stand wordt gehouden, de reallocatie van de beroepsbevolking van krimpende naar groeiende sectoren kunnen belemmeren. Tegen de achtergrond van toenemende mismatches op de arbeidsmarkt is daarnaast volgens het SIR ook een grotere loondifferentiatie tussen de verschillende soorten werknemers en banen noodzakelijk om ertoe bij te dragen dat het aanbod van en de vraag naar arbeid correct op elkaar worden afgestemd; deze differentiatie zal vooral ten goede komen aan sommige van de zwaarst getroffen werknemersgroepen.

Gelet op de bruuske impact van de crisis op enkele specifieke werknemersgroepen en de toename van de structurele werkloosheidscomponent, zou een actief arbeidsmarktbeleid er voornamelijk op gericht moeten zijn om, voor zover mogelijk, de risico's op aanzienlijke hysteresiseffecten van de toegenomen werkloosheid te beperken, vooral omdat bijna de helft van de werklozen reeds meer dan een jaar geen werk heeft. In dit opzicht zou het actief arbeidsmarktbeleid dusdanig moeten worden uitgestippeld dat vooral jongeren en lagergeschoolden gemakkelijker opnieuw werk vinden; het zou een gepast opleidingsbeleid moeten omvatten teneinde de kloof te dichten tussen de aangeboden en de gevraagde arbeidsvaardigheden, vooral in de landen die zwaarder getroffen worden door de eventuele permanente inkrimping van bepaalde sectoren. Een dergelijk beleid zou tevens helpen om de door de werklozen uitgeoefende neerwaartse druk op de lonen te verhogen en om de aan een hogere structurele werkloosheid verbonden daling van het potentieel productievermogen te beperken.

Arbeidsmarktsegmentatie vergroot blijkbaar de aanpassing van de werkgelegenheid aan negatieve schokken en veroorzaakt een onevenredige druk van het aanpassingsproces op specifieke werknemersgroepen (tijdelijke contracten, jongere werknemers, laaggeschoolden). Hoe langer deze groepen werkloos zijn, hoe groter het risico wordt dat hun vaardigheden erop achteruit zullen gaan. Daardoor zullen zij in de toekomst moeilijker werk vinden, wat mogelijkerwijs tot een hogere structurele werkloosheid zal leiden. Volgens het SIR zouden reglementeringen inzake arbeidsovereenkomsten moeten vermijden dat de verschillende werknemerstypes in hoge mate ongelijk worden behandeld en zouden moeten focussen op een verlaging van de aanpassingskosten van de werkgelegenheid in de hele economie. Inmiddels kunnen arbeidsmarktinstituties die meer interne flexibiliteit bevorderen (bv. wat werkuren en lonen betreft), bedrijven helpen om negatieve schokken op te vangen met minder verlies aan werkgelegenheid.

Volgens het SIR zijn grondige arbeidsmarkthervormingen voor de lidstaten van fundamenteel belang om de werkgelegenheidscreatie te bevorderen, de werkloosheid te verlagen en het concurrentievermogen te herstellen en om tegelijkertijd ook de risico's op een permanente daling van het potentieel productievermogen te verminderen. Een allesomvattende hervormingsstrategie om de arbeidsmarktflexibiliteit te verhogen, vormt een basisbestanddeel van een stevig economisch herstel in economieën met additionele positieve overloopeffecten op het corrigeren en het voorkómen van macro-economische onevenwichtigheden, op de begrotingsconsolidatie en op de financiële stabiliteit. In een monetaire unie zoals het eurogebied zorgt een soepele en vlot functionerende arbeidsmarkt voor een economisch klimaat dat sterk bevorderlijk is voor het op prijsstabiliteit gericht monetair beleid van de ECB. Hervormingen die leiden tot meer flexibiliteit op het vlak van werkgelegenheid en lonen zullen de aan idiosyncratische schokken verbonden aanpassingskosten verlagen en de efficiëntie en doelmatigheid van het transmissiemechanisme van het monetair beleid verhogen.