Kortgedingrechter bevestigt dat de Nationale Bank haar aandeelhouders toereikend informeert

Op 20 juli 2020 heeft de kortgedingrechter te Brussel de eis afgewezen om de beslissingen van de algemene vergadering van aandeelhouders van de Nationale Bank van 18 mei 2020 te schorsen en om een nieuwe algemene vergadering te organiseren. Deze eis was ingesteld door een particuliere aandeelhouder die van mening is dat de Nationale Bank het vraagrecht van de aandeelhouders niet zou hebben gerespecteerd. De rechter heeft deze eis afgewezen.

De Nationale Bank heeft, als centrale bank van het land, een bijzonder juridisch statuut. Zij is daarover zeer transparant en communiceert hierover uitgebreid met haar aandeelhouders en het brede publiek, onder meer via haar ondernemingsverslag en haar website. Naar aanleiding van de algemene vergadering van aandeelhouders in mei jongstleden publiceerde de Nationale Bank een bundel van 77 pagina’s met antwoorden op de vragen van haar aandeelhouders.

De kortgedingrechter bevestigt dat de Nationale Bank haar aandeelhouders afdoende informeert. De uitspraak stelt uitdrukkelijk dat de antwoorden die de Bank tijdens de algemene vergadering heeft gegeven “toereikend en voldoende duidelijk en concreet” zijn. De rechter voegt daaraan toe dat het feit dat een aandeelhouder het niet eens is met de gegeven antwoorden niet betekent dat zijn vraagrecht wordt miskend.

Deze uitspraak past in een lange reeks van vonnissen en arresten die door verschillende juridische instanties zijn uitgesproken[1] in betwistingen tussen enkele aandeelhouders en de Nationale Bank. Al deze vonnissen en arresten zijn in het voordeel van de Nationale Bank. Deze consequente rechtspraak toont aan dat de Nationale Bank de op haar toepasselijke regelgeving correct toepast en dat er een fundamenteel probleem is met de wijze waarop sommige aandeelhouders het specifieke rechtskader van de Nationale Bank interpreteren.

 

[1] Betreffende het statuut van de externe reserves: Arbitragehof 10 december 2003. Betreffende de emissie van bankbiljetten: Rechtbank van Koophandel 27 oktober 2005, Hof van Beroep 30 september 2010, Hof van Cassatie 6 juni 2013. Betreffende de boekhoudkundige verwerking van terugnemingen op voorzieningen: Rechtbank van Koophandel 2 februari 2006, Hof van Beroep 30 september 2010. Betreffende de eigendom van goud en goudmeerwaarden: Rechtbank van Koophandel 9 maart 2007, Hof van Beroep 14 juni 2011. Betreffende de wettelijke regel van de winstbestemming: Grondwettelijk Hof 23 juni 2010. Betreffende de opmaak van de jaarrekening: Rechtbank van Koophandel 22 mei 2015, Hof van Beroep 28 oktober 2019. Betreffende de goedkeuring van de jaarrekeningen 2016 en 2017: Ondernemingsrechtbank 25 juni 2020.