Perscommuniqué - Intergewestelijke overdrachten en solidariteitsmechanismen via de overheidsbegroting

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van september 2008

In de sociaal-economische situaties van de drie Belgische gewesten zijn er belangrijke verschillen. Deze liggen ten grondslag aan intergewestelijke, via de overheidsbegroting verlopende overdrachten. De Nationale Bank heeft een uitvoerige analyse gemaakt van deze financiële stromen tussen de gewesten.

Voor deze analyse werd in hoge mate gesteund op de gegevens van de regionale rekeningen van de huishoudens, die door het Instituut voor de Nationale Rekeningen worden gepubliceerd.

Uit het onderzoek blijkt dat het Vlaams Gewest op dit ogenblik nettobetaler is van intergewestelijke
overdrachten, terwijl het Waals Gewest netto-ontvanger is. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is eveneens nettobijdrager, zij het in vrij beperkte mate.

De intergewestelijke overdrachten zijn hoofdzakelijk het gevolg van verschillen in de bijdragecapaciteit per gewest. De bijdragecapaciteit van de huishoudens, ligt aanmerkelijk hoger in het Vlaams Gewest dan in de overige twee gewesten in België. Dat komt door het hogere primaire inkomen van de huishoudens per inwoner in het Vlaams Gewest. Die verschillen zijn op hun beurt onder meer toe te schrijven aan het feit dat de werkgelegenheidsgraad in het Vlaams Gewest hoger ligt. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de relatief lage bijdragecapaciteit van de huishoudens evenwel ruimschoots gecompenseerd door de hoge bijdragecapaciteit van de ondernemingen die hun activiteiten in dit gewest ontplooien.

Daarnaast vinden deze overdrachten hun oorsprong in de gewestelijke verdeling van de sociale uitkeringen. Zo zijn er via de werkloosheidsuitkeringen overdrachten van het Vlaams Gewest naar het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Inzake pensioenen, daarentegen, worden op dit ogenblik overdrachten opgetekend ten gunste van het Vlaams Gewest, waar het aantal gepensioneerden tijdens het afgelopen decennium relatief sterk is toegenomen. Wat de uitgaven voor gezondheidszorg betreft, hebben momenteel nauwelijks nog intergewestelijke overdrachten plaats.

Voorts tonen de projecties aan dat de verwachte demografische ontwikkelingen een aanzienlijke invloed zullen uitoefenen op het verloop van de intergewestelijke overdrachten via de overheidsbegroting. Met betrekking tot deze laatste overdrachten is de demografische ontwikkeling het gunstigst voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat een relatief jonge bevolking heeft een waar de bevolking op arbeidsleeftijd naar verwachting nog fors zal toenemen. Het Vlaamse Gewest, daarentegen, wordt geconfronteerd met de sterkste toename van het aantal ouderen in de bevolking, terwijl de bevolking op arbeidsleeftijd er naar verwachting reeds binnen afzienbare tijd zal beginnen af te nemen.

Uit de projecties blijkt ook duidelijk de impact van de werkgelegenheid op het toekomstige verloop van de intergewestelijke overdrachten.

Indien de gewesten die momenteel een relatief lage werkgelegenheidsgraad hebben er niet in zouden slagen een inhaalbeweging te maken en de ecarts tussen de werkgelegenheidsgraden in de respectieve gewesten in de toekomst zouden blijven bestaan, dan zouden de door het Vlaams Gewest betaalde intergewestelijk overdrachten weliswaar afnemen, maar niet volledig verdwijnen, terwijl het Waals Gewest netto-ontvangen zou blijven. Het Brussels Hoofdstelijk Gewest zou in dit scenario wel een steeds belangrijker nettobetaler van intergewestelijke overdrachten worden.

Indien daarentegen de gewesten met een relatief lage werkgelegenheidsgraad een inhaalbeweging zouden maken en er tegen 2030 een convergentie zou worden opgetekend, dan zou de situatie inzake intergewestelijke overdrachten volledig verschillend zijn van wat thans het geval is. In een dergelijk scenario zou het Waals Gewest weliswaar netto ontvanger van intergewestelijke overdrachten blijven, maar zou ook het Vlaams Gewest op termijn netto ontvanger worden. In dat scenario zou het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het enige gewest zijn dat zou bijdragen tot de intergewestelijke overdrachten en zou de nettobijdrage van dat gewest systematisch toenemen.

Tot slot blijkt uit een internationale vergelijking dat de intergewestelijke overdrachten in België relatief beperkt zijn in vergelijking met die tussen de regio's in andere lidstaten van de EU.