Impact van de COVID-19-crisis op het inkomen en het spaargeld van de gezinnen: jaaroverzicht op basis van de consumentenenquête

Vanaf april 2020 werd de maandelijkse consumentenenquête aangevuld met twee extra vragen die bedoeld zijn om de weerslag van de gezondheidscrisis op de financiële situatie van de gezinnen na te gaan. Een representatieve steekproef van 1 850 consumenten wordt elke maand bij die enquête ondervraagd.

Dit artikel bevat een analyse en een vergelijking van de resultaten over een periode van één jaar[1].

De gezondheidscrisis kwam vanzelfsprekend als een uitzonderlijke crisis tot uiting in het verloop van de indicator van het consumentenvertrouwen. De scherpe daling ervan, in maart-april 2020, verliep sneller en was nog krachtiger dan bij het uitbreken van de financiële crisis van 2008-2009. Het herstel van de indicator verliep daarna ongelijkmatiger (naargelang van de gezondheidsmaatregelen, de verstrekte informatie over de besmettingstoestand of de komst van vaccins, enz.) maar uiteindelijk blijkt het tempo van het vertrouwensherstel sterk vergelijkbaar tijdens de twee crisissen.

De eerste specifieke vraag over de effecten van de crisis heeft betrekking op het inkomensverlies van de gezinnen. Hoewel bepaalde categorieën van personen, met name de zelfstandigen, zwaar gebukt gingen onder de crisis, leden ongeveer acht op de tien huishoudens geen inkomensverlies of een verlies dat ten hoogste 10 % bedroeg. Een van de verklaringen hiervoor is het feit dat een deel van de bevolking – gepensioneerden en sociale-uitkeringstrekkers – een gewaarborgd inkomen ontvangt. In de beroepsbevolking nam de perceptie van inkomensverlies enigszins af. Geleidelijk kon een deel van de ondernemingen en de zelfstandigen blijk geven van aanpassingsvermogen door zoveel mogelijk, en met inachtneming van de gezondheidsregels, hun activiteiten geheel of gedeeltelijk te hervatten. De fasen van afbouw van de lockdown maakten het ook mogelijk de verliezen te beperken, terwijl de door de overheid genomen compenserende maatregelen, tot dusver, een deel van de schok structureel hielpen opvangen.

Het is ook duidelijk dat de gezinnen met een bescheiden inkomen meer te lijden hadden, zelfs bij een beperkt inkomensverlies.

Het inkomensverlies is des te gemakkelijker te dragen naarmate het gezin beschikt over een aanzienlijke spaarbuffer om de schok te kunnen opvangen. De tweede additionele vraag die in de enquête werd opgenomen, gaat over de omvang van de spaarbuffer[2] waarover het gezin beschikt.

Uit de enquête blijkt dat meer dan één gezin op twee beschikt over een spaarbuffer waarmee het meer dan zes maanden lopende uitgaven kan dekken. Daarentegen beschikt één gezin op de tien over zeer kortstondige spaarmiddelen, die amper toereikend zijn om het één maand uit te houden. Bij inkomensverlies is deze categorie van gezinnen bijzonder kwetsbaar en kunnen ze zeer snel in de bestaansonzekerheid belanden. Dat risico op bestaansonzekerheid ten gevolge van geringe financiële reserves is het grootst bij de inactieven (met uitzondering van de gepensioneerden).

Voor de populatie met een inkomensverlies van meer dan 10 % is ook een uitputting van de spaarbuffer merkbaar, vooral bij de gezinnen die al niet over zeer langdurige spaarmiddelen beschikten.

Tot slot blijkt uit de resultaten van de enquête dat een deel van de populatie in zeer ruime mate financieel gevrijwaard bleef van de nefaste effecten van de crisis. Bepaalde sociaal-professionele categorieën werden zwaarder getroffen, maar al met al is de situatie mettertijd niet verergerd, onder meer dankzij de compenserende steunmaatregelen en het aanpassingsvermogen waarvan de ondernemingen en de zelfstandigen blijk gaven. Daarentegen komen toenemende risico's op bestaansonzekerheid aan het licht : de spaarbuffer van de gezinnen die inkomensverlies lijden en slechts over vrij bescheiden spaarmiddelen beschikken, begint te slinken.

 

[1] De Nationale Bank stelt, op haar website NBB.Stat, de resultaten van de consumentenenquête ter beschikking, inclusief die voor de twee speciale ‘COVID 19’-vragen. Deze laatste worden reeds specifiek toegelicht in de maandelijkse persberichten rond het consumentenvertrouwen.

[2] De spaarbuffer, uitgedrukt in aantal maanden, om de noodzakelijke uitgaven te dekken (huur, aankopen, enz.) en in het levensonderhoud van het gezin te voorzien.