Het spaargedrag van de huishoudens tijdens en na de COVID-19-crisis: wat leren we uit de enquêtegegevens?

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van December 2021

Door de COVID-19-crisis waren de consumptiemogelijkheden beperkt en werd er duidelijk meer gespaard door de gezinnen. Enquêtegegevens doen vermoeden dat dit spaaroverschot slechts in heel beperkte mate zal terugvloeien naar consumptie.

Download het artikel Persbericht

Sinds 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

In dit artikel wordt nader ingegaan op het spaargedrag van de Belgische huishoudens tijdens en na de COVID‑19‑crisis. De pandemie en de bijbehorende beperkende maatregelen hadden, naast de zware menselijke tol, onder meer een belangrijke impact op het consumptie- en spaargedrag van gezinnen wereldwijd. In België steeg de spaarquote in de loop van 2020 naar een recordpeil en ze bleef nog geruime tijd hoger dan gewoonlijk, wat resulteerde in de opbouw van een belangrijk ‘spaaroverschot’. Om een inschatting te kunnen maken van het verloop van het economische herstel, en vooral dat van de consumentenbestedingen, na de pandemie, is het van belang om inzicht te verwerven in de motieven voor het toegenomen spaargedrag en de kenmerken van de gezinnen die meer dan gewoonlijk hebben gespaard. Aangezien de standaard beschikbare nationale en sectorale gegevens daarin weinig inzicht verschaffen, wordt voor de analyse in dit artikel vooral gebruikgemaakt van enquêtegegevens.

Geforceerd spaargedrag verklaart grotendeels de hoge spaarquote tijdens de COVID-19-crisis

De uitbraak van de COVID-19-pandemie in het voorjaar van 2020 leidde in België, net als in heel wat andere landen, tot diverse beperkende maatregelen, met als doel de verspreiding van het virus af te remmen. Daarbij werden aanvankelijk grote delen van de economie gesloten. Dankzij het pakket steunmaatregelen, zoals de tijdelijke werkloosheid voor werknemers en het overbruggingsrecht voor zelfstandigen, werd de financiële klap voor gezinnen en bedrijven deels opgevangen. Op macro-economisch niveau is de koopkracht van de Belgische gezinnen er in 2020 zelfs verder op vooruitgegaan. Desondanks kelderde de gezinsconsumptie in 2020 met ruim 8 %, wat overigens de sterkste jaarlijkse daling is van alle vraagcomponenten.

Een online NBB-enquête van juli 2020 suggereerde al dat de daling van de gezinsuitgaven slechts in beperkte mate is toe te schrijven aan inkomensverlies of, ruimer, een verslechterde financiële situatie. Een decompositie van de spaarquote van de huishoudens bevestigt dat slechts een klein deel van de sterke toename ervan in de loop van 2020 kan worden verklaard door wijzigingen in de gebruikelijke determinanten, zoals gezinsinkomen en -vermogen. Ook het zogenaamde voorzorgssparen, waarbij gezinnen extra geld opzij zouden zetten omdat ze onzeker zijn over hun job of inkomen, blijkt maar een bijrol te hebben gespeeld.

De forse toename van het spaargedrag in de loop van 2020 moet dus worden toegeschreven aan andere motieven. Daarbij kan met name worden gewezen op het ‘geforceerd spaargedrag’: de sluiting van bepaalde winkels en de onbeschikbaarheid van heel wat diensten of (vrijetijds)activiteiten hebben bepaalde bestedingen tijdens de COVID-19-crisis eenvoudigweg heel moeilijk of onmogelijk gemaakt. Ook de vrees om besmet te raken tijdens een winkelbezoek of de voorkeur om de sociale contacten te beperken, kan bepaalde consumenten ertoe hebben aangezet om hun gebruikelijk uitgavenpatroon terug te schroeven.

ecotijd-dec_art4-gr1

De COVID-19-inkomensschok was asymmetrisch en trof vooral de al kwetsbaardere gezinnen

Dankzij enquêtegegevens kon worden nagegaan hoe verschillende gezinnen werden getroffen door de COVID‑19-crisis. Hoewel de koopkracht op macro-economisch niveau dus al bij al nog is toegenomen, ondervonden bepaalde gezinnen toch een aanzienlijke financiële impact. De pandemiegerelateerde inkomensverliezen bleken het grootst voor de werkende bevolking, met name voor zelfstandigen, tijdelijk werklozen en jobstudenten. De huishoudens met de laagste inkomens werden daarbij het hardst geraakt, wellicht omdat een relatief groter aandeel van hen getroffen werd door tijdelijke werkloosheid.

Een analyse op basis van het Belgische luik van de Consumer Expectations Survey (CES) van de ECB, toont dat er een driemaal grotere kans is dat de gezinnen met de zwaarste inkomensverliezen – in vergelijking met gezinnen waarvoor de financiële situatie stabiel bleef - in de enquête aangaven dat zij hun uitgaven aanzienlijk hebben teruggeschroefd. Voor die gezinnen resulteerde het inperken van het uitgavenpatroon tijdens de COVID-19-crisis evenmin in een uitbreiding van hun spaarreserves. Nog volgens de analyse van de CES-enquêtes van juli 2020 blijkt namelijk dat de gezinnen met de laagste inkomens in het tweede kwartaal van 2020 gemiddeld niet méér geld hebben kunnen opzijzetten dan in het eerste kwartaal van dat jaar, net vóór de pandemie losbrak. De grootste gemiddelde toename van spaarmogelijkheden werd daarentegen gerapporteerd voor gezinnen met de hoogste inkomens.

Er zijn weinig redenen om te verwachten dat het opgebouwde spaaroverschot zal terugvloeien naar consumptie

Aangezien het spaaroverschot zich voornamelijk bij de meestverdienende huishoudens lijkt te situeren, is de kans klein dat het in de toekomst weer zal worden aangewend om extra te consumeren, aangezien deze groep typisch een lage marginale consumptiequote heeft. Bovendien zijn er aanwijzingen dat een groot deel van de extra besparingen naar minder liquide of meer risicovolle investeringen is gevloeid, zoals aankopen op de beurs of investeringen in vastgoed.

De analyse van de CES-enquêtegegevens bevestigt die stelling. Hoewel de feitelijke consumptie-uitgaven van het afgelopen jaar in dalende lijn gingen tot maart 2021, werd er geen (overeenkomstige) stijging in de verwachte uitgaven in de volgende maanden gerapporteerd. Indien consumenten van plan waren om de gemiste uitgaven in de nabije toekomst in te halen, hadden de twee lijnen min of meer elkaars spiegelbeeld moeten zijn. In de CES-enquête van maart 2021 werd de subgroep van respondenten die hun besparingen of financiële investeringen hadden zien aangroeien sinds 2020 bovendien specifiek gevraagd hoe zij die extra middelen zouden besteden in de loop van het volgende jaar. De verdeling van de resultaten wijst vooral op een behoud van de geaccumuleerde spaargelden of investeringen, terwijl in mindere mate zou worden gekozen voor inhaalconsumptie.

Medio 2021 is de gezinsconsumptie de enige vraagcomponent die het pre-crisisniveau nog niet opnieuw heeft bereikt (met een resterende kloof van zowat 5 %). Zelfs zonder de steun van het opgebouwde spaaroverschot, zou de particuliere consumptie de komende tijd stevig groeien, dankzij haar gebruikelijke determinanten. De koopkracht wordt verwacht verder toe te nemen, onder meer dankzij de rooskleurige arbeidsmarktsituatie. Die laatste zorgt er ook voor dat de onzekerheid bij de consument over de eigen job of het gezinsinkomen eerder beperkt is, al kunnen gezondheidsrisico’s door COVID-19 nog steeds niet helemaal worden uitgesloten.