Het innovatievermogen van België in het licht van de octrooigegevens

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van December 2020

De zwakke groei van de Belgische productiviteit vraagt om een reflectie over een herdynamisering van de verschillende bronnen ervan. Zo is het innovatievermogen van een land van cruciaal belang voor toekomstige groei. Op basis van de octrooigegevens kan België bogen op veel voordelen, maar zijn prestaties worden belemmerd door een aantal zwakke punten, terwijl nieuwe technologische uitdagingen zich aandienen.

Download het artikel Perscommuniqué

Vanaf 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

Inleiding

België heeft een van de hoogste productiviteitsniveaus in de OESO. De Belgische productiviteitsgroei nam tijdens de afgelopen decennia evenwel sterker af dan elders. Die vertraging kreeg de voorbije jaren veel aandacht en bracht een levendige discussie op gang.

Aangezien innovatie een fundamentele hefboom van de toekomstige economische groei is, vormt de beoordeling van het innovatievermogen van een economie een belangrijk element in de diagnose van de concurrentiekracht van een economie.

Het empirisch onderzoek over de innovatieresultaten steunt vaak op de gegevens van octrooien. Deze laatste vervullen hoofdzakelijk een dubbele rol : ze zetten aan tot innoveren dankzij de bescherming die ze verlenen aan uitvindingen - zowel van nieuwe producten als van procedés - en als verhandelbare juridische instrumenten vergemakkelijken ze de verspreiding van technologie waardoor ze de technologische efficiëntie in het algemeen verbeteren.

In het artikel wordt getracht te begrijpen hoe de innovatiestructuur in België zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld en gespecialiseerd, in het licht van de uitvoerige gegevens over octrooien. De nieuwe opkomende technologieën - groene technologie, artificiële intelligentie (AI), digitalisering - vormen aanzienlijke kansen. Voor de toekomstige potentiële groei is het belangrijk te beoordelen of België op die terreinen een gunstige positie inneemt.

OVERZICHT VAN DE AANMELDINGEN VAN OCTROOIEN OP DE EUROPESE MARKT

Uit een beschouwing van de octrooiaanvragen bij het Europees Octrooibureau (EOB) als indicator van het belang dat entiteiten in de wereld hechten aan de bescherming van hun innovaties op de Europese markt, blijkt dat hun aantal de afgelopen jaren gestaag is toegenomen. Sinds de overheidsschuldencrisis heeft Europa opnieuw bevestigd dat het een aantrekkelijke plaats voor innovatie is.

Bijna de helft van de octrooiaanvragers is afkomstig uit de Europese landen zelf. Uiteraard zijn ook de Verenigde Staten (25 % van de octrooiaanvragen bij het EOB) en in mindere mate Japan (14 %) belangrijke motoren van technologische innovatie in Europa. Niettemin hebben sommige van de voornaamste actoren geleidelijk marktaandeel verloren ten voordele van andere internationale landen, met name Aziatische. Deze laatste zijn op de Europese markt doorgedrongen om er hun innovaties strategisch te beschermen. Zuid‑Korea, en vooral China, lieten er een bijzonder krachtige groei optekenen. Bijgevolg is China opgeklommen van de 22ste plaats in de rangorde van landen in 2000 tot de 5de plaats in 2019, wat ook wijst op de aanzienlijke technologische inhaalbeweging van dat land.

Van de Europese indieners van octrooien is Duitsland de echte motor van de innovatie; het vertegenwoordigt gemiddeld bijna 40 % van alle aanvragers in de EU28, ruimschoots meer dan Frankrijk, dat op zijn beurt wordt gevolgd door het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Italië. Zwitserland bekleedt ook een sterke positie inzake octrooien. In 2019 ging bijna twee derde van de aanvragen uit van grote ondernemingen (72 %), terwijl slechts 18 % ervan werd ingediend door kmo's en individuele uitvinders, en de overige 10 % door universiteiten en openbare onderzoeksinstellingen.

België behoort dan weer tot de eerste 15 internationale landen op de Europese markt. Dankzij een krachtig groeitempo kon het gedurende bijna twee decennia zijn stevige positie handhaven (2000-2019). Dit staat in contrast met enkele van de voornaamste economieën, die weliswaar nog steeds de bovenhand hebben, maar in de loop van de tijd terrein verloren. Na normalisatie van het aantal octrooiaanvragen naar de grootte van het land (bijvoorbeeld zijn bevolking), verbetert de positie van België in de algemene rangorde lichtjes. Desondanks blijven sommige van onze buurlanden (Duitsland, Nederland) en de Scandinavische landen (Finland, Denemarken, Zweden) beter presteren dan België.

De voornaamste geoctrooieerde technologieën zijn mettertijd veranderd, wat de wijzigingen in de innovatiedynamiek weerspiegelt, meer bepaald de doorbraak van de digitalisering. Digitale communicatie zorgde sinds 2010 voor de sterkste groei van de octrooiaanvragen, en veroverde uiteindelijk de eerste plaats in 2019, als gevolg van de recente ontwikkelingen rond de 5G-technologieën. Het andere domein dat zich het snelst ontwikkelde, was de computertechnologie, met een recente en forse stijging die in de hand werd gewerkt door de opmars van AI, machine learning, de verwerking en het maken van beeldgegevens, en gegevensherstel. Meer recentelijk werd de groei op dat gebied aangewakkerd door diverse industrieën die niet specifiek tot de IT-sector behoren, zoals de ondernemingen in de logistiek en de automobielnijverheid of de medische bedrijven (bv. innovaties inzake medische beeldvorming of verkeerscontrole voor voertuigen). Naast de digitale octrooien ontwikkelen ook die voor medische technologieën zich snel, met veelbelovende domeinen in de nieuwe medische hulpmiddelen (bv. medische beeldvorming en diagnoses dankzij biosensoren, gepersonaliseerde geneeskunde met computerondersteunde en gerobotiseerde chirurgie). De octrooien in de energiesector (bv. batterijen en opslag van elektriciteit voor elektrische voertuigen) en het vervoer (bv. auto’s met een laag energieverbruik) ontwikkelen zich eveneens via de innovaties die voortvloeien uit de transitie naar schonere en meer duurzame economieën. Sectoren als de chemische nijverheid en de farmaceutische producten blijven ook tot de meest innoverende domeinen behoren, maar ze vertonen een matiger groei en blijken aldus meer volgroeid te zijn.

DRIE GESTILEERDE FEITEN OVER DE BELGISCHE AANMELDINGEN VAN OCTROOIEN

Feit # 1 : België specialiseert zich in grootschalige innoverende sectoren die echter stilaan volgroeid zijn

De drie sectoren die aanleiding geven tot de grootste volumes Belgische octrooien, zijn het zogenoemde domein ‘andere speciale machines’, de biotechnologie en de farmaceutische nijverheid. Over de periode 2010-2019 trachtte ons land zijn specialisatie in het eerstgenoemde domein te versterken. Het gaat om verschillende soorten uitvindingen, zoals nieuwe fabricagemethoden voor cement, kunststof en polymere materialen die worden toegepast bij de bewerking van olie, maar ook om nieuwe methoden en nieuwe apparaten voor lasers, 3D-printen en maaimachines in de landbouw. De specialisatie in de octrooien inzake biotechnologie bleef in de loop van de tijd sterk en constant. België is ten slotte ook gespecialiseerd in farmaceutische producten en heeft dat voordeel tijdens het laatste decennium nog verstevigd.

eco tijd 201126 art1

Die drie voornaamste innovatiedomeinen komen niet overeen met die welke zich het snelst ontwikkelen op de Europese markt als geheel. België lijkt nauwelijks aanwezig te zijn in de bloeiende sector van de digitale innovaties, en er is geen duidelijk teken dat wijst op een heroriëntering naar die geavanceerde technologieën. Niettemin is een dergelijk nadeel niet onherstelbaar: de integratie van de digitale applicaties (die bijvoorbeeld mogelijk werd gemaakt door de vooruitgang van AI) in de meer ‘fysieke’ sectoren doet de gebruiksgrenzen tussen de technologieën vervagen (bv. bionische implantaten en prothesen via 3D-printen, zelfrijdende auto’s). Dit effent de weg voor nieuwe kansen door kruisbestuiving tussen baanbrekende technologieën en technologieën die zijn afgestemd op de reeds bestaande relatieve voordelen voor sectoren in België, wat kan leiden tot een betere positionering in de toekomst. Bovendien kunnen alle sectoren die verband houden met levenswetenschappen ingrijpende innovaties te zien geven als gevolg van de COVID‑19‑crisis. België is nu reeds betrokken bij verscheidene internationale projecten die erop gericht zijn de meest efficiënte en op grote schaal beschikbare vaccins en behandelingen te vinden, wat bewijst dat zijn hoogstaande deskundigheid algemeen wordt erkend. Dankzij zijn gunstige positie in de farmaceutische nijverheid zou België in de toekomst een belangrijke speler in de bestrijding van epidemieën moeten blijven.

Feit #2 : De innoverende bedrijvigheid is relatief geconcentreerd en staat sterk open voor de internationale context

Bij de voornaamste octrooihouders onder de Belgische ingezetenen wordt een hoge concentratiegraad vastgesteld. De octrooien worden immers bepaald door enkele grote Belgische entiteiten die actief zijn in een handvol bedrijfstakken : grosso modo dienen de eerste tien actoren bijna 40 % van de Belgische octrooien in bij het EOB.

Het is geen Belgische specifieke eigenschap dat innoverende activiteiten steeds meer gemondialiseerd zijn. Wanneer de binnenlandse eigendom wordt vergeleken met de in het buitenland aangehouden octrooien tijdens de periode 2015-2016, bleek de buitenlandse dimensie in België doorgaans groter dan de nationale. Voor de geanalyseerde landen geldt dat hoe meer inspanningen een land levert inzake research en innovatie, hoe meer het geneigd is een vorm van controle over zijn octrooien uit te oefenen. Naast het feit dat het R&D‑intensief is, vervult het onderwijssysteem een belangrijke rol en kan het ook een wezenlijke bijdrage leveren tot dat resultaat, omdat het in staat is een toereikende verwerkingscapaciteit te bieden voor de nieuw geproduceerde kennis. België behoort niet tot die groep van landen, wat wijst op een gemiste kans voor de internationalisering van zijn innoverende activiteiten : de door Belgische uitvinders gecreëerde kennis wordt vanwaar ze werken uiteindelijk meer verspreid naar buitenlandse eigenaars, zodat ons land niet ten volle de winsten kan boeken die gepaard gaan met zijn eigen inspanningen inzake octrooien.

Bovendien staat België zeer open voor internationale samenwerking : meer dan een derde van de uitvindingen van ons land is het resultaat van internationale werkzaamheden met andere, in het buitenland gevestigde uitvinders. Een zo sterke internationale samenwerking kan voortvloeien uit een continuüm van verschillende samenwerkingsvormen, gaande van strategieën tussen ondernemingen of entiteiten onderling (laboratoria, universiteiten) tot mondiale intragroepsstrategieën. Dat hoeft niet te verwonderen, aangezien kleine open economieën doorgaans grotere schaalvoordelen behalen door zich aan te sluiten bij een netwerk van onderzoekers in plaats van enkel te steunen op een reservoir van nationale middelen. De sterke internationale betrokkenheid van België bij de ontwikkeling van geavanceerde technologieën weerspiegelt eveneens de erkenning van de deskundigheid en de waarde van de Belgische uitvinders en onderzoekers, alsook de aantrekkingskracht die ze uitoefenen op buitenlandse multinationals die met hen wensen te werken.

Feit #3 : De Belgische universiteiten zijn belangrijke spelers in de binnenlandse innovatie

Tijdens de periode 2000-2016 is het aantal octrooiaanvragen bij het EOB door universiteiten meer dan verdubbeld. In België blijkt dat meer bepaald uit de cijfers : de onderzoekslaboratoria en de universiteiten behoren tot de belangrijke spelers waarop het innovatiepotentieel van België kan rekenen. De voornaamste technologische domeinen voor de Belgische universiteiten zijn elektriciteit (bv. toestellen met halfgeleiders), medische en farmaceutische bereidingen (bv. specifieke therapeutische behandelingen), organische chemie en biochemie (bv. genetica) en fysica (bv. optische instrumenten, meet- of proefprocedés en apparaten), wat overeenkomt met bepaalde bedrijfstakken waarin België gespecialiseerd is (biotechnologie, farmaceutische nijverheid, sommige domeinen als chemie en meetinstrumenten) die een fundamenteler onderzoek vergen.

Bovendien maken Belgische universiteiten liever deel uit van partnerschappen dan een zelfstandige entiteit te zijn die octrooien produceert. Het nationale interuniversitaire onderzoek is wijdverspreid (bv. IMEC of VIB, die zelf nauwer samenwerken met andere Belgische universiteiten), waardoor die sector een aanzienlijk totaal volume aan octrooien voortbrengt. Ze werken ook samen met buitenlandse entiteiten. Voorts hebben de universiteiten doorgaans een nauwe band met private ondernemingen via partnerschappen.

OCTROOIEN EN PRODUCTIVITEIT

In deze laatste paragraaf wordt beschreven hoe octrooien en productiviteitsgroei op elkaar inwerken. Het lijdt geen twijfel dat het verband tussen beide variabelen zeer complex is en dat talrijke kanalen de dynamiek en de causaliteit beïnvloeden die aan hun wisselwerking ten grondslag liggen. Oorspronkelijk zijn het de R&D‑uitgaven die tot een hogere economische groei leiden; octrooien zijn enkel de belichaming van een deel van de R&D-inspanningen omdat ze een van de wettelijke stappen (in een later stadium) van het algehele innovatieproces vormen. Ze kunnen echter ook een aanwijzing geven van een zekere productiviteit van het onderzoek. Octrooien zouden de productiviteitsgroei via verschillende kanalen kunnen aanwakkeren : een direct kanaal, waarin de voorraad innovaties waarover een economie beschikt wordt verhoogd door de productie van nieuwe technologieën; en een indirect kanaal waarin, dankzij de openbaarmaking van informatie over uitvindingen, de andere ondernemingen die geen octrooien bezitten en actief zijn in dezelfde bedrijfstak, uiteindelijk het nieuwe product of het uitgevonden procedé aannemen en gebruiken, wat tot uiting komt in winsten voor de hele bedrijfstak.

In een beschrijvende analyse wordt het aantal gedurende een bepaalde periode (2000-2005) ingediende octrooien onderzocht en wordt de latere productiviteitsgroei (2006-2016) op sectoraal niveau in België en in andere EU-landen nagegaan. In de industrieën geldt een grote heterogeniteit, maar het algemene aspect van de puntenwolk voor het hele land doet vermoeden dat een positieve correlatie tussen octrooien en toekomstige productiviteitswinsten niet uit te sluiten valt. Uiteraard moet voorzichtig worden omgesprongen met de resultaten van een dergelijke benadering. Ze bieden echter wel een uitgangspunt voor diepgaander empirisch onderzoek.

VOORNAAMSTE BEVINDINGEN

De analyse van het innovatievermogen van België uit het oogpunt van de octrooigegevens bevestigt nogmaals dat het innovatiepotentieel een essentiële hefboom van productiviteit en toekomstige groei blijft. Het belang van innovatie en geavanceerd onderzoek wordt nog meer beklemtoond door de COVID-19-crisis : ze hangen in de huidige context ook nauw samen met hoogst belangrijke vraagstukken in verband met de volksgezondheid.

Al met al kunnen uit het artikel sleutelbevindingen worden afgeleid die samen te vatten zijn in vier sterke maar ook evenveel zwakke punten.

Sterke punten:

  • In de internationale top is België erin geslaagd consistent in de tijd een sterke positie te handhaven als producent van octrooien.
  • Verscheidene takken in de levenswetenschappen kunnen voor belangrijke innovaties zorgen naar aanleiding van de COVID-19-crisis. België is betrokken bij verscheidene mondiale projecten die vaccins en medische behandelingen trachten te vinden, wat wijst op de erkenning van de hoogstaande Belgische expertise op dat gebied. Dankzij zijn stevige positie in de farmaceutische nijverheid zou België in de toekomst een belangrijke speler in het verdere epidemiologische onderzoek moeten blijven.
  • België is zeer actief op het vlak van internationale samenwerking die tot octrooien leidt : ons land tracht schaalvoordelen te behalen door deel uit te maken van mondiale netwerken van onderzoekers. Een dergelijke bijdrage tot geavanceerde technologieën weerspiegelt de erkenning van de deskundigheid van de Belgische uitvinders en onderzoekers via hun aantrekkingskracht bij buitenlandse multinationals.
  • De universiteiten en academische onderzoekslaboratoria zijn een belangrijke speler geworden waar het innovatiepotentieel van België kan op rekenen.

Zwakke punten:

  • De belangrijkste door België geoctrooieerde technologische sectoren komen niet overeen met de snelst groeiende innovatiedomeinen op de Europese markt. Met name in digitale innovaties lijkt België nauwelijks aanwezig te zijn.
  • Er wordt een hoge concentratiegraad vastgesteld : de octrooien worden bepaald door enkele (grote) Belgische en buitenlandse entiteiten, die werkzaam zijn in een handvol sleutelsectoren.
  • In tegenstelling tot andere R&D-intensieve economieën, was België minder in staat zich ten volle de rendementen toe te eigenen van de kennis die het land voortbrengt volgens de bestaande eigendomsrechten op Belgische octrooien. Samen met de vastgestelde relatief grote concentratie vormt dit een bron van kwetsbaarheid ten aanzien van enkele entiteiten op een ogenblik dat er veel onzekerheid heerst, als gevolg van de vrees voor ontglobalisering en van een herschikking van de aanvoerketens in een ruime waaier van industrieën, maar ook wegens de ontwikkeling van de innovatiedynamiek naar technologieën waarin België ongunstig gepositioneerd is.
  • De keerzijde van de opmerkelijke rol van de universiteiten is dat de Belgische ondernemingen, met name de kmo's, relatief minder inspanningen lijken te leveren in de productie van octrooien. Dit sluit aan bij het vastgestelde futloze ondernemerschap dat meer in het algemeen het Belgische economische weefsel kenmerkt.