Het effect van ouderschap op de loopbanen van vrouwen en mannen

Kind of carrière: de afweging voor vrouwen

Download het artikel Persbericht

Het effect van ouderschap op de loopbanen van vrouwen en mannen

Sinds 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

In de loop der jaren is de arbeidsmarkt sterk vervrouwelijkt. Met een stijging van 36 tot 62 % tussen 1983 en 2019 benaderde de werkgelegenheidsgraad van de vrouwen de werkgelegenheid van de mannen, die zelf relatief constant bleef. Het verschil in werkgelegenheidsgraad tussen mannen en vrouwen liep terug van meer dan 33 procentpunt in de jaren tachtig tot 7 procentpunt in 2019. Het verschil in aantal gewerkte uren volgde niet hetzelfde verloop. Zo bedroeg het verschil tussen de werkgelegenheidsgraad in voltijdequivalenten van mannen en vrouwen 18 procentpunt in 2019. Ouderschap is onmiskenbaar een van de factoren die de persistentie van dat verschil verklaren. Ouder worden heeft voor een vrouw of een man niet dezelfde invloed op de arbeidssituatie. Dit artikel heeft tot doel de gevolgen daarvan voor de arbeidsmarktparticipatie te begrijpen, niet alleen inzake werk maar ook op het vlak van de aanpassing van de arbeidstijd en de uitgeoefende functie (managers of verantwoordelijke betrekkingen). De analyse berust op de enquêtes naar de arbeidskrachten tijdens de periode van 1998 tot 2019.

Rekening houdend met de individuele kenmerken (leeftijd, provincie waar de betrokkene woont, scholingsniveau, burgerlijke staat), blijkt uit de resultaten dat een moeder 3,2 procentpunt minder kans maakt aan het werk te zijn dan een kinderloze vrouw. Hoewel het nadeel van het moederschap reeds merkbaar is voor het eerste kind, blijft het beperkt tot minder dan één procentpunt. Dat geldt ook voor vrouwen met twee kinderen. Moeders met drie kinderen zijn echter vaker genoopt de arbeidsmarkt (althans tijdelijk) te verlaten, zodat ze ten opzichte van kinderloze vrouwen met vergelijkbare persoonlijke kenmerken een werkgelegenheidsnadeel van 9 procentpunt ondervinden. De leeftijd van het jongste kind heeft eveneens een invloed, aangezien het nadeel wordt opgetekend tot dit kind 5 jaar is.

Voor de mannen blijkt uit de analyse dat een vader 5,3 procentpunt meer kans heeft om aan het werk te zijn dan een man zonder kinderen. Voor het eerst vader worden, heeft reeds een aanzienlijke impact op de werkgelegenheidsgraad (+7,3 procentpunt) en die "bonus" neemt nog toe bij het tweede kind (+8,8 procentpunt). Die grotere kans op werk verkleint zodra het gezin van de man drie of meer kinderen telt. De leeftijd van het jongste kind heeft geen effect op de werkgelegenheidsbonus voor de vaders.

De extra tijd die moeders aan de kinderen besteden, leidt niet enkel tot uittredingen uit de arbeidsmarkt maar ook tot arbeidsduurvermindering. Uit onze resultaten blijkt dat een moeder een 9 procentpunt hogere kans loopt om deeltijds te werken dan een andere soortgelijke vrouw die in dezelfde bedrijfstak werkt en hetzelfde beroep uitoefent. Daarentegen zal een vader met dezelfde persoonlijke kenmerken als een man zonder kinderen en die in dezelfde bedrijfstak eenzelfde beroep uitoefent, een kleinere kans lopen om deeltijds te werken, namelijk 2,3 procentpunt. Dat afgeleid effect van ouderschap komt bovenop het feit dat vrouwen doorgaans reeds vaker werken in bedrijfstakken of beroepen waar de praktijk van deeltijdarbeid meer ingeburgerd is. Omgekeerd werken mannen meestal in sectoren of beroepen waar dat soort flexibiliteit minder gangbaar is. De aanpassing van de arbeidsduur vindt ook plaats doordat een geringer aantal moeders overuren presteren of werken op atypische uren.

Bij een nauwkeuriger analyse van de vaders en moeders volgens hun scholingsniveau stellen we uiteenlopende effecten vast. In het algemeen heeft de scholing geen markante invloed op een man die vader wordt. Daartegenover zal een laag- of middengeschoolde moeder vaker de arbeidsmarkt verlaten, terwijl een hooggeschoolde moeder veeleer haar arbeidsduur zal verminderen. Voor de ouders betekent werken dat ze een oplossing moeten vinden om de kinderen op te vangen. Die kinderopvang kan moeilijk toegankelijk blijken voor laag- en middengeschoolde vrouwen. De balans tussen kosten en baten - niet enkel financiële - kan sommigen van hen derhalve ertoe brengen te stoppen met werken om zelf voor hun kinderen te zorgen, en dat des te meer naarmate het aantal kinderen toeneemt.

Die loopbaanonderbrekingen en arbeidsduurverminderingen tijdens het moederschap hebben gevolgen op het loopbaanverloop. Terwijl voor de andere als hooggekwalificeerd beschouwde beroepen (namelijk de intellectuele en wetenschappelijke beroepen alsook de technici en verwante beroepen), gendergelijkheid geldt, zijn er slechts 33 % vrouwelijke managers. Ondanks publieke steun, beleidsmaatregelen (zoals de invoering van quota in de raden van bestuur in 2011) en bewustmakingscampagnes zijn vrouwen nog altijd ondervertegenwoordigd in leidinggevende functies. Uit onze analyses blijkt dat niet het moederschap op zich de kans om manager te worden negatief beïnvloedt, maar veeleer de vroegere keuzes inzake bedrijfstak, aanpassing van de arbeidsduur, loopbaanonderbreking en een lager aantal overuren.

Bovendien blijkt dat er in de groep van de managers zelf verschillen bestaan tussen de geslachten. Vrouwen maken meer kans om manager te worden in de dienstverlening aan bedrijven en de administratie, in hotels en restaurants, of bij professionele of commerciële diensten. De mannen maken meer kans om directeur te worden in de industrie en de ICT-diensten, alsook om directeurs-generaal en bedrijfsleiders, of wetgevers en leidende ambtenaren te worden. Die situatie is het gevolg van genderverschillen bij de studiekeuze.

De sociale normen, dat zijn de regels die het gedrag en de houding, de vooroordelen en de waarden, alsook de gedragscodes en de overtuigingen bepalen, maken een belangrijk deel uit van het besluitvormingsproces in het gezin en van het nadeel dat aan het moederschap verbonden is. Die normen worden door de individuen van jongs af aan verinnerlijkt. Ze beïnvloeden hun perceptie en zelfbeeld. De keuzes van de vrouwen op de arbeidsmarkt worden beïnvloed door die normen, met andere woorden door de noodzaak om het gedrag aan te nemen dat passend wordt geacht voor een ‘goede echtgenote’ of een ‘goede moeder’, met nefaste effecten op hun loopbaan. Op te merken valt dat seksistische stereotypes ook de mannen afremmen die tijd willen doorbrengen met hun kinderen. De dagelijkse tijdsbesteding weerspiegelt zeer duidelijk de genderstereotypes. Vrouwen besteden namelijk meer tijd aan huishoudelijke taken en aan de zorg voor en de opvoeding van de kinderen dan de mannen, en minder tijd aan betaalde arbeid en hobby’s. De literatuur bevestigt dat vrouwen geen uitgesproken voorkeur hebben voor huishoudelijke activiteiten, maar veeleer bevreesd zijn voor de gevolgen inzake reputatie als ze die taken niet uitvoeren. Evenzo blijkt dat beide partners ervoor beducht zijn dat de vrouw een hoger loon krijgt dan de man, omdat dit het principe van de man als kostwinner van het gezin (‘male breadwinner principle’) op de helling zet.

De stereotypes liggen niet enkel ten grondslag aan de beslissingen van de vrouwen op de arbeidsmarkt, maar spelen al veel eerder een rol. Zoals vermeld, heeft de studiekeuze onder meer een weerslag op hun loopbaan en leidt deze tot een scheiding tussen mannelijke en vrouwelijke sectoren; de laatstgenoemde sectoren keren vaak minder hoge lonen uit en bieden minder loopbaanvooruitzichten. Terwijl meer vrouwen beschikken over een diploma hoger onderwijs, concentreren ze zich vaker op domeinen als gezondheidszorg, onderwijs of sociale wetenschappen. Ze zijn daarentegen ondervertegenwoordigd in de richtingen ICT, engineering en natuurwetenschappen, die allemaal gunstig zijn om een baan te vinden en een hoog loon opleveren. Uit onderzoek blijkt dat die verschillen voortvloeien uit sociaal geconstrueerde normen. De leerkrachten, het gezin en de culturele achtergrond zijn even zovele factoren die de keuzes en de voorkeuren van de individuen maar ook hun zelfbeeld bepalen.

Aangezien een grotere deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt economische winsten oplevert, werden verschillende maatregelen genomen om het privéleven makkelijker te combineren met het werk. Die beleidsmaatregelen kunnen echter ook bepaalde negatieve effecten op de loopbaan van de vrouwen voortbrengen, aangezien ze de genderstereotypes doorgaans versterken. Ter illustratie: de loopbaanonderbreking om voor de kinderen te zorgen, wordt voornamelijk gebruikt door moeders, ook al komen mannen ervoor in aanmerking.

Om de verschillen tussen mannen en vrouwen te verkleinen, moeten de sociale normen betreffende de rolverdeling in het gezin en op de arbeidsmarkt veranderen. Om een evenwichtiger arbeidsmarkt te bewerkstelligen, moet de zorg voor de kinderen billijker worden verdeeld over de beide ouders. De oplossing is niet om de moeders te helpen hun beroeps- en gezinsleven met elkaar te verzoenen, maar om ook de vaders bij het probleem te betrekken. Een gedeelde aanwending van het ouderschapsverlof, zoals in Zweden, zou kunnen bijdragen tot een billijker perceptie van de rol van de ouders. De beschikbaarheid van een betaalbare en aan een voltijds werkrooster aangepaste kinderopvang zou ook het werk van beide ouders vereenvoudigen. Een campagne om de vrouwen van jongs af aan bewust te maken van de gevolgen van hun opleidings- en beroepskeuzes, zou de emancipatie van de vrouw bevorderen. Meer in het algemeen moeten alle actoren van de maatschappij hierbij worden betrokken, om een verandering van de sociale normen mogelijk te maken. Met name voor de omgeving (gezin, vrienden, leerkrachten, enz.) en de media, die de houding en het gedrag al vanaf een zeer jonge leeftijd beïnvloeden, is een belangrijke rol weggelegd. Voorts moet worden beklemtoond dat een rechtvaardige verdeling tussen de geslachten ook ten goede komt aan de mannen, aangezien sommigen van hen liever minder uren zouden willen werken om meer tijd door te brengen met de kinderen. Het is belangrijk nu al de nodige maatregelen te nemen om die veranderingen tot stand te brengen. Het wijzigen van de sociale normen is immers een proces dat decennia, zo niet generaties vergt om het te verwezenlijken.

In aansluiting op het daarover gevoerde onderzoek zou een diepgaander studie van de manier waarop beslissingen in de gezinnen worden genomen, een beter inzicht in onze resultaten kunnen bieden. Daarbij is vooral een analyse nodig van het besluitvormingsproces volgens het scholingsniveau of de arbeidsvoorwaarden van de twee partners, met name wanneer de vrouw het hoogste loon heeft vóór het ouderschap. Een bijzondere aandacht zou ook kunnen worden besteed aan alleenstaande ouders. Dit gezinstype komt immers steeds meer voor, met hoofdzakelijk vrouwen als gezinshoofd.