Is er een tijdperk van deglobalisering aangebroken?

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van 2022

De globalisering is niet dood - ze ligt zelfs niet op sterven. Wel kunnen we ons aan verschuivingen in de handel en de mondiale waardeketens verwachten, wat gepaard zal gaan met een zorgvuldiger risicobeheer en misschien ook met meer regionalisme en friendshoring.

Download het artikel Persbericht

Sinds 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

Vandaag zien we overal verwijzingen naar ‘deglobalisering’. In de resultaatbesprekingen van bedrijven en op beleggersconferenties werd er nooit eerder zoveel gesproken over ‘reshoring’ en ‘nearshoring’ - waarmee ze bedoelen dat activiteiten of leveranciers die naar het buitenland zijn uitbesteed (‘offshore’),  terug naar of dichter bij het thuisland worden gehaald. ECB-president Christine Lagarde benadrukt de voordelen van regionalisering, terwijl de Amerikaanse minister van Financiën Janet Yellen actief ‘friendshoring’ promoot. Gezien de toeleveringsketenproblemen tijdens en in de nasleep van de COVID-19-crisis en andere recente ongunstige ontwikkelingen, hoeft het niet te verbazen dat bedrijven en regeringen manieren zoeken om productie en aankoop schokbestendiger te maken. Maar in welke mate neemt dit de vorm aan van een actieve terugtrekking uit de internationale handel en de wereldwijde waardeketens? Nemen we al een echte deglobalisering waar, of moeten we die binnenkort verwachten?

In ons artikel lichten we eerst de bredere langetermijntrends op het gebied van handel en mondiale waardeketens toe. Vervolgens bekijken we de impact van recente schokken, in het bijzonder van de covidpandemie en de oorlog in Oekraïne, aan de hand van gegevens op sector- en ondernemingsniveau. Tot slot bespreken we drie krachten die waarschijnlijk in belangrijke mate vorm zullen geven aan de toekomstige globalisering: digitale (en andere) technologieën, de klimaatagenda en geopolitiek.

Trends op de langere termijn: van hyperglobalisering tot ‘slowbalisation’

Vanaf ongeveer 1990 versterkte de goederenhandel dankzij het groeiende belang van de handel in halffabricaten. Die laatste was het gevolg van de opkomst van de mondiale waardeketens, waarbij de meerdere stadia waarin goederen of diensten worden geproduceerd in verschillende landen plaatsvinden. Grafiek 1 toont het aandeel van de handel gerelateerd aan mondiale waardeketens in de totale handel om zo de invloed van de mondiale waardeketens doorheen de tijd te kunnen inschatten. Twee periodes zijn van bijzonder belang. De eerste periode is die van ‘hyperglobalisering’ vanaf het midden van de jaren tachtig tot de globale financiële crisis (GFC) van 2008. Die wordt gekenmerkt door scherpe stijgingen van het aandeel van de handel gerelateerd aan mondiale waardeketens. De tweede periode van belang is die van ‘slowbalisation’ na de GFC, die wordt getypeerd door de stagnatie van mondiale waardeketens.

Multinationals hebben een sleutelrol gespeeld in de ontwikkeling van mondiale waardeketens. Eén succesvolle strategie bestond erin dochterondernemingen of joint ventures met lokale bedrijven in het buitenland op te richten via buitenlandse directe investeringen, ook gekend als de verticale integratiestrategie. Er werden ook andere, meer complexe strategieën ontwikkeld. Daarbij werd de productie uitbesteed aan onafhankelijke bedrijven in andere landen, werden verschillende lagen van onderaannemers ingeschakeld, en voerden buitenlandse filialen andere taken dan de productie uit (bijvoorbeeld onderzoek, marketing, overkoepelende coördinatie), afhankelijk van de drijfveren van het moederbedrijf om naar het buitenland uit te breiden.  

Er bestaat een brede consensus over dat een opmerkelijke samenloop van drie unieke factoren de opkomst van de mondiale waardeketens heeft gestimuleerd. De internationale fragmentering van de productie zou niet haalbaar zijn geweest zonder de ICT-revolutie en de technologische vooruitgang in de transportsector. De val van het ‘IJzeren Gordijn’ in Oost-Europa, de overgang naar een socialistische markteconomie in China en het economische liberaliseringsproces in India leverden enorme arbeidsreserves op die tegen lage kosten in de internationale productie konden worden geïntegreerd. Tot slot zijn de kosten van de handel zelf aanzienlijk verlaagd. Dat komt door de gestage voortgang van de liberalisering van de multilaterale handel, die in 1995 een hoogtepunt bereikte met de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie. Tel daarbij ook een nieuwe golf van regionale handelsovereenkomsten. Samen zorgden die elementen voor meer gecoördineerde regelgeving, waardoor economische activiteiten die meerdere grenzen overschrijden gemakkelijker konden plaatsvinden.

Verschillende van deze factoren hebben nu aan kracht ingeboet of zijn er zelfs op achteruitgegaan, wat ertoe bijdraagt dat de globalisering afvlakt. Transportkosten zijn volatieler geworden en de loonkloof tussen geavanceerde en opkomende markteconomieën is kleiner geworden. Bovendien hebben ontevredenheden bij de bevolking over de handel en ambities voor een grotere economische onafhankelijkheid, vooral in hightechsectoren, het draagvlak voor een nog vrijere handel doen afnemen. Sommige grote handelsnaties (China, VS) hebben daarbij hun focus naar eigen land verlegd. Doordat in moderne, ‘diepgaande’ handelsovereenkomsten steeds meer beleidsdomeinen aan bod komen, zijn deze ook moeilijker te sluiten.

Recente schokken: COVID-19 en de oorlog in Oekraïne

Toen de COVID-19-pandemie uitbrak, stortte de wereldwijde goederenhandel eerst in, maar later kende die een snelle, V-vormige opleving. De handel in goederen binnen industrieën die gekend zijn als sterk afhankelijk van mondiale waardeketens was volatieler dan de handel in goederen binnen andere industrieën; ze kende een grotere initiële daling in het begin van de pandemie maar ook een scherper herstel (zie grafiek 2, linkerpaneel). Hoewel de overloopeffecten van de coronamaatregelen tussen handelspartners aanzienlijk waren, verdwenen die snel. De mondiale productie- en toeleveringsnetwerken pasten zich immers aan de asynchrone lockdowns aan en ondernemingen deden steeds meer ervaring op met het werken onder mobiliteitsbeperkingen.

Ondanks de relatief sterke veerkracht en het aanpassingsvermogen van de mondiale waardeketens, kregen sommige industrieën die worden gekenmerkt door complexe en geografisch verspreide toeleveringsketens, met langdurigere verstoringen af te rekenen. Een goed voorbeeld daarvan is de automobielsector, die met een nijpend tekort aan geschikte halfgeleiderchips kampte. Bovendien heeft de druk op de mondiale toeleveringsketens ongekende niveaus bereikt en een buitengewone volatiliteit vertoond sinds de coronacrisis (zie grafiek 2, rechterpaneel). Toen de pandemie uitbrak, steeg die druk op de toeleveringsketens snel tot recordhoogtes als gevolg van de eerste lockdowns. Na een korte onderbreking nam de druk opnieuw toe en bereikte die eind 2021 nieuwe pieken dankzij een onverwacht sterke economische opleving. Deze recordhoge druk op de toeleveringsketens heeft aanzienlijk bijgedragen tot het oplopen van de inflatie.

Hoewel de druk op de mondiale toeleveringsketens afnam, bleef die in 2022 historisch hoog. Dit kan deels worden toegeschreven aan nieuwe schokken, vooral aan de nieuwe nul-covid-lockdowns in enkele grote steden in China en de Russische invasie in Oekraïne. De oorlog, de handelssancties en financiële sancties die daarmee gepaard gaan en de vergeldingsacties van Rusland hebben al geleid tot een aanzienlijke vermindering van de Russische olie- en gasexport naar de EU, grote volatiliteit op de markten voor landbouwgrondstoffen en een sterke daling van de Russische invoer van industriegoederen uit de EU, het VK en de VS. De meeste westerse bedrijven die in Rusland actief zijn, lijken maatregelen te nemen om hun blootstelling in te perken: ze trekken zich volledig terug, schorten hun activiteiten tijdelijk op of krimpen die in, of stellen verdere investeringen in Rusland uit. Wat de langetermijneffecten van dit alles zullen zijn voor de (re)organisatie van de mondiale waardeketens valt nog te bezien.

Uit recente bevragingen blijkt dat bedrijven inderdaad de veerkracht van hun toeleveringsketens proberen te vergroten in reactie op de recente wereldwijde schokken. Bedrijven hebben echter eerder geopteerd voor veranderingen in voorraadbeheer en diversificatie van leveranciers dan voor verregaande near- of reshoringstrategieën. Hoewel we in de allerlaatste beschikbare enquêtegegevens misschien iets meer near- of reshoring van toeleveringsketens zien, blijven bedrijven die besluiten hun geoffshorede productiefaciliteiten naar huis te halen - althans voorlopig - de uitzondering (zie grafiek 3).

Een van de belangrijkste redenen waarom mondiale waardeketens relatief standvastig zijn gebleken, zijn de hoge niet-recupereerbare kosten (‘sunk costs’) die gepaard gaan met productiefaciliteiten opzetten in het buitenland en met het vinden en opbouwen van relaties met specifieke buitenlandse leveranciers van verschillende inputs of met afnemers van de producten. Dergelijke relaties zijn sterk afhankelijk van wederzijds vertrouwen dat wordt opgebouwd door herhaalde interacties over meerdere jaren. Overschakelen op nieuwe leveranciers of afnemers is dus duur en kost tijd, net als de ontmanteling van bestaande productiefaciliteiten en de verhuizing naar nieuwe productievestigingen. Wanneer multinationals verwachten dat schokken tijdelijk zullen zijn, kunnen zij er dus de voorkeur aan geven de productie- en de inkoop-/verkoopvolumes tussen bestaande leveranciers en vestigingen te verschuiven in plaats van deze banden te verbreken of hun activiteiten te verhuizen.

Geïnternationaliseerde bedrijven worden geconfronteerd met verschillende afwegingen, tussen kostenefficiëntie en veerkracht van de toeleveringsketen, en tussen blootstelling aan buitenlandse en lokale schokken. Een bedrijf dat afhankelijk is van één goedkope buitenlandse leverancier of een just‑in‑time‑bedrijfsmodel kan in goede tijden winstgevender zijn, maar is ook kwetsbaarder voor negatieve schokken dan een bedrijf met een meer gediversifieerd leveranciersbestand en grotere voorraden. Tegelijkertijd verhoogt de integratie van een onderneming in mondiale waardeketens haar blootstelling aan diverse buitenlandse vraag- en aanbodschokken, maar beschermt die integratie de onderneming ook beter tegen schokken in de lokale input en de binnenlandse vraag.

Near- en friendshoring zijn strategieën die zich situeren tussen de twee uitersten van maximale offshoring en volledige reshoring: zij kunnen een betere bescherming bieden tegen schokken in geografisch (of geopolitiek) verder afgelegen landen, maar bieden minder diversificatievoordelen en kostenbesparingen. De optimale mate van integratie van ondernemingen in mondiale waardeketens zal variëren naargelang van de industrieën en specifieke producten, onder meer vanwege de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen en menselijk kapitaal. Ondernemingen zullen in hun afwegingen bovendien rekening houden met verwachte maatschappelijke trends en overheidsbeleid.

Stimulerende en afremmende factoren voor de toekomstige globalisering

Ook al is het onmogelijk om het toekomstige pad en de toekomstige vorm van de globalisering te voorspellen, zien wij minstens drie belangrijke krachten die waarschijnlijk van invloed zullen zijn.

Ten eerste hebben technologische ontwikkelingen zowel een negatieve als een positieve impact op globalisering. Enerzijds kan verdere industriële automatisering (bijvoorbeeld door robotisering of 3D-printing) de noodzaak van offshoring verminderen of zelfs reshoring vergemakkelijken. Anderzijds verlagen digitale samenwerkings- en thuiswerkplatforms de toetredingskosten voor mensen en bedrijven tot bepaalde mondiale waardeketens, vooral in de dienstensector. Voor zover nieuwe (arbeidsbesparende) technologieën ontwrichtend blijken te zijn, kunnen zij echter het verzet van de bevolking tegen de globalisering vergroten en protectionistische beleidsreacties van regeringen uitlokken.

Ten tweede geeft men in het kader van de klimaatagenda mogelijks de voorkeur aan kortere, meer geregionaliseerde toeleveringsketens, omdat de logistiek verbonden aan handel en mondiale waardeketens verantwoordelijk is voor een niet te verwaarlozen broeikasgasuitstoot. Bovendien zullen grensbelastingen op koolstof de drijfveer om emissie-intensieve activiteiten te offshoren verkleinen. Omgekeerd zouden de groeiende industrieën van hernieuwbare energie en elektrische voertuigen, die afhankelijk zijn van kritieke grondstoffen en gespecialiseerde technologieën en diensten, wel eens tot de opkomst van nieuwe mondiale waardeketens kunnen leiden.

Ten derde, en wellicht het belangrijkst, zal de toekomst van de globalisering worden bepaald door de geopolitiek. In het licht van de verstoringen veroorzaakt door de coronacrisis en - meer nog - de oorlog in Oekraïne, proberen regeringen wereldwijd toekomstige problemen in de toeleveringsketens te beperken in strategische industrieën, waaronder die van energie, medische goederen, batterijen en halfgeleiders. Hoewel bedrijven zelf sommige kwetsbaarheden kunnen aanpakken met diversificatie en inspanningen op het vlak van voorraadbeheer, zijn beleidsmakers vaak van mening dat dit onvoldoende is en stimuleren zij steeds meer re- en nearshoring. Er is ook toenemende beleidsaandacht voor nationale veiligheid in mondiale waardeketens, die zou kunnen leiden tot de uitsluiting van ‘niet-gelijkgezinde’ landen van die ketens, en een meer algemene tendens naar een industriebeleid met een protectionistische insteek. Een meer geopolitiek gefragmenteerde wereld vergroot de onzekerheid, die onvermijdelijk toekomstige buitenlandse investeringen en beslissingen om te offshoren afremt. Toch lijkt een snelle deglobalisering niet erg waarschijnlijk, behoudens ernstige langdurige geopolitieke schokken zoals een directe militaire confrontatie tussen ’s werelds belangrijkste economische blokken.

Al bij al is de globalisering niet dood - ze ligt zelfs niet op sterven. Wel verwachten we verschuivingen in de handel en de mondiale waardeketens, wat zeker gepaard zal gaan met een zorgvuldiger risicobeheer en misschien ook met meer regionalisme en friendshoring.