Perscommuniqué - Energietransitie: economische impact en uitdagingen voor de ondernemingen

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van Juni 2018

De strijd tegen de klimaatverandering is een grote uitdaging voor zowel de Europese Unie als België, en vergt een ingrijpende transformatie van de productiewijzen en het energieverbruik, ook voor hun ondernemingen. Om hen naar de in het kader van de Europese, nationale en regionale strategieën uitgestippelde trajecten te leiden van een reductie van de uitstoot van broeikasgassen, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en een lager energieverbruik, zijn belangrijke ontwikkelingen nodig in het beheer van hun energetische inputs, die vaak onontbeerlijk zijn in de productieprocessen.

Daartoe worden verschillende middelen ingezet die te maken hebben met de energieprijs, regelgeving en financiering van investeringen. Hoewel de impactstudies hun al met al gunstige effecten voor de groei, de werkgelegenheid of de verlaging van de energiefactuur beklemtonen, moet worden toegegeven dat de bedrijfstakken en ondernemingen niet in gelijke mate door die maatregelen worden geraakt. Terwijl de energie-uitgaven gemiddeld 2,5 % van de variabele bestedingen van de Belgische verwerkende nijverheid uitmaken, vertegenwoordigt die post voor iets meer dan 4 % van hen ruimschoots 10 % van de uitgaven voor variabele inputs. De energie-intensieve industrieën, die onderhevig zijn aan de internationale omgeving, worden in het bijzonder beïnvloed wanneer de relatieve prijzen van hun energie-inputs zich ongunstig ontwikkelen in vergelijking met die van hun concurrenten. Zo betalen de Belgische industriëlen een 2 tot 2,5 maal hogere prijs voor respectievelijk gas en elektriciteit dan hun Amerikaanse concurrenten. Ten opzichte van de naaste buurlanden zijn de prijsverschillen voor elektriciteit ook ongunstig wegens de toekenning van vrijstellingen en/of tariefverlagingen aan Duitse, Franse en Nederlandse industriëlen, vooral indien ze stroomintensief zijn. De Belgische industriële verbruikers die aardgas als grondstof gebruiken, worden door hogere belastingen eveneens benadeeld ten opzichte van hun concurrenten in de drie buurlanden.

Hoewel de vastgelegde ambitieuze trajecten kosten voor aanpassingen aan apparaten en procedés met zich brengen, effenen ze daarentegen de weg voor groeikansen en mogelijkheden voor de ontwikkeling van nieuwe activiteiten en producten, inclusief op de buitenlandse markten. Doorgaans wordt aangenomen dat er innovaties en zelfs echte technologische schokken nodig zullen zijn om de transitie, en de daaraan verbonden groei, te waarborgen en te versnellen. Afgezien van de beschikbaarheid van een algemene omgeving die gunstig is voor innovatie, wordt ook een innovatiebeleid gevoerd dat specifiek gericht is op koolstofarme goederen en diensten: België gaf € 350 miljoen uit aan R&D inzake energie, dat is 0,09 % van zijn bbp, tegen 0,15 % voor de EU28. Aangezien innovatie evenwel een kernelement is van de transitie, is het relevant de R&D-inspanningen te handhaven om de stroom van nieuwe technologieën in stand te houden.

De aanpassingen van het economisch weefsel zullen onmiskenbaar ook een invloed uitoefenen op de werknemers in tal van bedrijfstakken. Het welslagen van de transitie vergt derhalve ook een mobiliteit van de werknemers naar bedrijfstakken die kans maken zich te ontwikkelen, met als sleutelfactor de aanpassing van de vaardigheden via gerichte begeleidingsmaatregelen. Die steun is noodzakelijk om de potentiële creatie (omschakeling) van banen door activiteiten in verband met energietransitie te kunnen benutten.

Het komt zowel de overheid als de private sector toe het overheidsbeleid en de private investeringsstrategieën zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, zodat de ondernemingen stimulansen krijgen om te investeren in de technologische bedrijfstakken die het meest relevant zijn voor de energietransitie.

Die beleidsmaatregelen mogen evenwel niet worden gedefinieerd zonder rekening te houden met de Europese dimensie ervan. Het ten uitvoer leggen van een gemeenschappelijk Europees beleid op het vlak van milieu, energie en bevoorradingszekerheid, dat uitmondt in een echte gemeenschappelijke energiemarkt, is een conditio sine qua non om te vermijden dat de her en der genomen beslissingen aanleiding zouden geven tot concurrentieverstoringen en inefficiëntie.