Perscommuniqué - Energiemarkten en de macro-economie

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van september 2010

Energie speelt een cruciale rol in de werking van de economieën, met name in geavanceerde economieën zoals het eurogebied of België. Energie is een wezenlijk element van de consumptieve bestedingen van de huishoudens en van de productiekosten van de ondernemingen. De energieprijs is recentelijk bijzonder volatiel gebleken. Zo is de prijs van ruwe aardolie - in de jaren negentig ongeveer $ 20 per vat - sinds 2004 gestaag gestegen. Medio 2008 bereikte hij een recordhoogte van nagenoeg $ 150; vervolgens liep hij terug tot iets minder dan $ 35 aan het einde van datzelfde jaar. Sindsdien heeft de prijs per vat zich hersteld en medio augustus 2010, toen dit artikel werd afgerond, beliep hij $ 75. Het is belangrijk om weten hoe de energiemarkten functioneren en hoe schokken op de mondiale aardolieprijzen in fine doorwerken in de bedrijvigheid en de prijzen. Die informatie is onder meer noodzakelijk om het monetair beleid uit te stippelen.

Vergeleken met andere landen van het eurogebied is de Belgische economie relatief gevoelig voor olieprijsschokken in termen van zowel inflatie als economische bedrijvigheid. Zo zou een stijging van de aardolieprijs met 10% de geharmoniseerde consumptieprijsindex na verloop van drie jaar in België met 0,71 procentpunt doen toenemen, tegen 0,45 procentpunt in het eurogebied. Wat de invloed op de bedrijvigheid betreft, zou een stijging van de aardolieprijzen met 10% in drie jaar tijd leiden tot een daling met 0,46 procentpunt van het bbp in België, tegen 0,24 procentpunt in het eurogebied.

Die grotere gevoeligheid houdt in de eerste plaats verband met een relatief grote energie-intensiteit die gedeeltelijk voortvloeit uit een in dit vlak specifieke industriële structuur, namelijk de oververtegenwoordiging van energieverslindende bedrijfstakken zoals de metallurgie, de chemie en de non-ferrometalen en een specialisatie in de eerste stadia van de productverwerking binnen die bedrijfstakken. Bovendien is ook het gezinsverbruik van energiedragers in België groter dan in het eurogebied. Omdat België bovendien niet meer over fossiele brandstoffen beschikt en hernieuwbare energiebronnen er nog niet sterk ontwikkeld zijn, gaat een en ander gepaard met een grote energieafhankelijkheid ten opzichte van het buitenland. Het beheersen en, indien mogelijk, het reduceren van de energie-intensiteit van het Belgische productieproces en bestedingspatroon vormt derhalve een eerste belangrijke uitdaging, niet enkel vanuit ecologische overwegingen, maar ook, zoals blijkt uit de analyse, vanuit een macro-economisch oogpunt.

De daarmee gepaard gaande grotere kwetsbaarheid van de Belgische economie voor olieprijsschokken wordt nog vergroot door enkele andere factoren. Sommige daarvan houden verband met de prijsvorming voor energiedragers en de werking van de energiemarkten zelf, terwijl andere eerder betrekking hebben op de werking van de ruimere product- en arbeidsmarkten in België.

Tot de eerste reeks factoren behoren de relatief lage accijnzen en aanverwante belastingen op diesel, aardgas en vooral stookolie. Dat maakt de Belgische consumptieprijzen voor energiedragers gevoeliger voor schommelingen in de ruwe aardolieprijs. Bovendien blijkt de consumptieprijs voor gas en elektriciteit in België beduidend sneller dan in de buurlanden te reageren op prijsschommelingen op de internationale energiemarkten. Dat komt door de voor Europa unieke Belgische praktijk die bestaat in het maandelijks aanpassen van de consumptieprijzen volgens tariferingsformules die onder meer gesteund zijn op het prijsverloop van de energetische grondstoffen. Daardoor wordt de brutomarge van de leveranciers in hoge mate gestabiliseerd en komt de met de volatiliteit van de energieprijzen gepaard gaande onzekerheid voornamelijk bij de verbruiker te liggen. In de andere landen worden de prijzen daarentegen minder frequent aangepast en, anders dan in België, valt die aanpassing in sommige gevallen nog onder een of andere vorm van prijsregulering. Meer in het algemeen is gebleken dat de effectieve graad van mededinging op de gas- en elektriciteitsmarkten, ondanks de liberalisering, zowel in België als in de andere landen van het eurogebied nog zeer laag is.

Daarnaast maakt de Belgische indexeringspraktijk niet alleen voor de lonen maar ook voor sommige prijzen de economie gevoeliger voor olieprijsschokken, ook al wordt de initiële schok voor een deel geneutraliseerd door de gezondheidsindex. Door de indexering ontstaan voor de inflatie tweederonde-effecten en wordt via een verlies aan concurrentievermogen een zwaarder negatief effect op de economische bedrijvigheid gesorteerd, hoewel de particuliere consumptie vrij goed afgeschermd blijkt. Die supplementaire negatieve weerslag door de indexering kan evenwel worden beperkt door permanent te waken over het verloop van het Belgisch concurrentievermogen, zoals wordt voorgeschreven door de wet van 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.