Eerste resultaten van de derde golf van de enquête naar de financiën en de consumptie van de gezinnen in België

Hoeveel Belgische gezinnen bezitten een eigen woonst? Hoeveel van hen bezitten andere soorten van goederen of financiële activa? Welke gezinnen hebben de zwaarste schulden? De enquête naar de financiën en de consumptie van de gezinnen (Household Finance and Consumption Survey ‑ HFCS) geeft antwoorden op deze en tal van andere vragen over de financiële situatie van de Belgische huishoudens.

De HFCS is een Europees initiatief, dat wordt gecoördineerd door de ECB en de nationale centrale banken van de deelnemende landen. De derde golf van de HFCS in België had plaats in 2017. Dit artikel bevat de eerste resultaten ervan, met focus op de ontwikkelingen sinds 2010 en 2014, toen de eerste twee golven werden georganiseerd.

Voor de laatste golf van de enquête vulden in België meer dan 2 300 gezinnen de HFCS-vragenlijst in. Ze verstrekten daarbij onder meer gegevens over hun inkomen, hun besparingen, hun schuld en hun vermogen alsook over hun opleidingsniveau, hun huisvesting en hun arbeidsstatus. Dankzij deze uiterst waardevolle samenwerking vanwege de Belgische gezinnen kan in de economische analyse verder worden gegaan dan de geaggregeerde nationale cijfers, aangezien de huishoudens gedifferentieerd kunnen worden volgens een bepaald aantal kenmerken en wij de kans krijgen die kenmerken met elkaar in verband te brengen : we  kunnen bijvoorbeeld het verband zien tussen leeftijd en vermogen, of tussen het inkomensniveau en het schuldpeil.

Volgens de laatste golf van de HFCS bezat ongeveer 70 % van de Belgische gezinnen in 2017 een eigen woonst, en bezat 19 % andere vastgoedeigendommen (gaande van een garage over een handelsruimte tot een tweede verblijf). Terwijl 96 % van de rijkste gezinnen een eigen woonst had, gold dat evenwel voor slechts 3 % van de armste gezinnen. Het vastgoedbezit van de Belgische huishoudens vermeerderde tussen 2014 en 2017 in waarde. Ondanks het economisch herstel en de rentedaling tijdens die periode, richtten - volgens de enquête – de meeste Belgen zich niet naar risicovollere en meer geavanceerde financiële activa (aandelen alsook obligaties en kasbons worden aangehouden door een kleine – doorgaans welstellende – minderheid, terwijl een vijfde van de gezinnen belegd heeft in gemeenschappelijke beleggingsfondsen), maar gaven ze de voorkeur aan deposito’s en aanvullende pensioenplannen of levensverzekeringsovereenkomsten.

Wellicht als gevolg van de lage rentetarieven, die gepaard gingen met andere gunstige leenvoorwaarden, werden de Belgische gezinnen er evenwel toe aangezet tussen 2014 en 2017 meer schulden aan te gaan, vooral in de vorm van hypothecaire leningen, die met 22 % stegen. In verhouding tot de waarde van hun activa en hun inkomen, gingen de gezinnen meer leningen aan, waardoor ze kwetsbaarder zouden kunnen worden voor een negatieve schok op hun financiën. Hoewel de geaggregeerde waarden niet buitensporig waren, zou een zware schuld voor sommige gezinnen problematisch kunnen worden: uit de enquête blijkt dat in steeds meer gevallen de schuld zeer hoog is in vergelijking met het jaarlijks bruto-inkomen van het gezin (meer dan 300 %) of met de gezamenlijke activa ervan (meer dan 75 %). Hoewel de schuldaflossing op geaggregeerd niveau gematigd bleef, overschreed ze niettemin 30 % van het brutogezinsinkomen voor 7 % van de eenoudergezinnen en voor steeds meer gevallen waar het gezinshoofd zelfstandige is. Voor de huishoudens met lagere inkomens is de schuldaflossing evenwel gedaald. Die situatie heeft wellicht te maken met het feit dat, algemeen beschouwd, de gezinnen met lagere inkomens minder toegang hebben tot krediet, wat hen kan beschermen tegen een buitensporige schuldenlast.

De stijging van de schuldniveaus, eveneens in verhouding tot de gezamenlijke activa, betekent dat het nettovermogen van de gezinnen tussen 2014 en 2017 geslonken is. Die daling was aanzienlijker voor de jongere en voor de armste gezinnen. De gezinnen die zich onderaan de inkomens- en vermogensverdeling bevinden, zagen hun inkomens evenwel forser stijgen dan een mediaan gezin.
Algemeen beschouwd, is de door de HFCS verstrekte informatie ook nuttig om bij de gezinnen eventuele kwetsbaarheden op te sporen, vooral in het licht van een inkomensschok of een schok in de waarde van hun activa,  eveneens rekening houdend met hun schuldniveaus. De HFCS-enquête is dus kennelijk bijzonder relevant wanneer we nagaan wat de impact kan zijn van de COVID-19-pandemie en wanneer we passende beleidsreacties uitwerken.  

De volgende twee golven van de enquête zijn gepland voor 2020 en 2023.

 

Voor meer informatie, zie :

Website NBB : https://www.nbb.be/nl/publicaties-en-onderzoek/enquete-over-het-financiele-gedrag-van-de-gezinnen-household-finance-and

Website ECB (in het Engels) : https://www.ecb.europa.eu/pub/economic-research/research-networks/html/researcher_hfcn.en.html