Eerste analyse jaarrekeningen 2018: bedrijfsresultaten stegen met 1,3%, toegevoegde waarde met 3,4%

De toegevoegde waarde en het bedrijfsresultaat van de niet-financiële ondernemingen in ons land stegen tijdens het voorbije boekjaar met respectievelijk 3,4% en 1,3%. Dat blijkt uit een eerste analyse van de neergelegde jaarrekeningen van 2018 door de Nationale Bank. Dankzij de forse stijging van de financiële resultaten van de grote ondernemingen is het resultaat van het boekjaar vrijwel verdubbeld, waardoor de financiële rentabiliteit van de bedrijven sterk toenam.

De Balanscentrale van de Nationale Bank is klaar met haar eerste analyse van de jaarrekeningen 2018 die in de loop van dit jaar door de niet-financiële ondernemingen werden neergelegd. De – nog voorlopige – resultaten zijn gebaseerd op de geobserveerde ontwikkelingen voor 291.000 ondernemingen.

De NBB analyse belicht voor het eerst ook de specifieke kenmerken van de micro‑ondernemingen. Dat zijn kleine vennootschappen waarvan het bedrijfsvolume en de tewerkstelling beperkt zijn, en die geen relatie met een dochter- of moederonderneming hebben. Sinds 2016, kunnen de kleine ondernemingen die beantwoorden aan deze criteria, hun jaarrekeningen neerleggen volgens een specifiek model, het micromodel. De andere kleine ondernemingen gebruiken het verkorte model, terwijl de grote ondernemingen het volledige model dienen te gebruiken, welke veel gedetailleerder is.

De kleine ondernemingen – en met name de micro-ondernemingen die 61% van de populatie vertegenwoordigen – maken een zeer belangrijk deel van het Belgisch economisch weefsel uit, ook al blijven de grote ondernemingen hun volle gewicht in de schaal werpen inzake toegevoegde waarde (71% van het totaal) of werkgelegenheid (75% van het totaal).

In 2018 nam de toegevoegde waarde van de niet-financiële ondernemingen gemiddeld met 3,4% toe. Opmerkelijk: de groei lag tweemaal hoger in de kleine bedrijven (bijna 6%) dan in de grote (2,7%). Het bedrijfsresultaat steeg langzamer dan de toegevoegde waarde (+1,3%). Dit wordt verklaard door de krachtige toename van de bedrijfskosten (+4%), en dan vooral de stijging van de personeelskosten (+3,9%), die de werkgelegenheidsgroei volgde.

Terwijl de resultaten van de kleine ondernemingen bijna uitsluitend voortvloeien uit de bedrijfsexploitatie, hangen die van de grote ook af van de opbrengsten verkregen uit hun financieel beheer. Dat gold vooral in 2018: sommige grote bedrijven boekten uitzonderlijk hoge financiële winsten, waardoor het resultaat van het boekjaar nagenoeg verdubbelde.

Als gevolg van de hervorming van de vennootschapsbelasting werd in 2018 aan de helft van de ondernemingen een aanslagvoet van minder dan 27,9% opgelegd, dat is 3 procentpunt lager dan in 2017. Die verlaging droeg bij tot een sterkere financiële rentabiliteit van de ondernemingen.

De NBB analyse brengt ook een reeks structurele verschillen tussen de ondernemingen volgens hun omvang aan het licht. Ze zijn bijvoorbeeld niet in dezelfde activiteiten gespecialiseerd, aangezien kleine ondernemingen grotendeels op diensten zijn gericht en grote bedrijven vaker actief zijn in de industrie.

Voorts worden ook verschillen in vermogen vastgesteld : de activa van grote ondernemingen bestaan voor 38% uit financiële activa (met name aandelen van verbonden ondernemingen), terwijl kleine bedrijven vooral materiële activa (46% voor de micromodellen en 35% voor de verkorte modellen) en liquiditeiten aanhouden. Aangezien kleine bedrijven bovendien vooral investeren in de vorm van aankopen van terreinen en gebouwen, investeringen met een lange levensduur, vernieuwen ze hun materiële activa trager dan de grote ondernemingen.

De structuur van de schuld loopt ook uiteen: kleine ondernemingen hebben verhoudingsgewijs minder handelsschulden (gelet op hun zwakkere onderhandelingspositie), maar verkrijgen vaker leningen van niet-financiële aard, zoals door een vennoot verleende voorschotten. In de groep van de kleinere bedrijven vinden we er verhoudingsgewijs meer met een zeer hoge schuldenlast, een situatie die de continuïteit van de onderneming in gevaar kan brengen wanneer haar eigen vermogen laag of zelfs negatief is. Het grootste deel van het totale volume van de schulden van de niet-financiële ondernemingen berust echter nog steeds bij (een kleine groep) grote bedrijven.