Een op twee werknemers volgde recent een opleiding maar België scoort inzake permanente vorming veel minder goed dan buurlanden

De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid (HRW) wijdde zijn thematisch verslag van 2021 aan de permanente opleiding van werknemers. Een reeks ingrijpende veranderingen, zoals de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de groene transitie, beïnvloedden de vraag naar competenties op de arbeidsmarkt. Om ervoor te zorgen dat de werknemers, van wie de loopbanen langer worden, bijblijven qua kennis, is een daadkrachtig beleid van levenslang leren nodig.

Meer dan één op de twee werknemers verklaart een opleiding te hebben gevolgd in de loop van de twaalf maanden die voorafgaan aan de Europese Enquête Volwasseneneducatie in België. Dit sluit aan bij het Europese gemiddelde, maar er is nog aanzienlijk ruimte voor verbetering ten opzichte van bepaalde landen zoals Nederland, en dat vooral voor bepaalde bevolkingsgroepen zoals de kortgeschoolden en de 55-plussers.Deze laatste zijn bovendien de personen die bijzonder worden getroffen door de uitdagingen op de arbeidsmarkt.

De  meerderheid van de Belgische ondernemingen, namelijk 84 %, organiseren opleidingen voor hun werknemers. Dit is meer dan het Europees gemiddelde . De investeringen in opleiding variëren echter van bedrijf tot bedrijf, naargelang van hun kenmerken. In kleine bedrijfsstructuren is het minder gangbaar dat werknemers worden opgeleid, terwijl bedrijven die veel geschoold personeel hebben en die grote technologische veranderingen moeten opvangen, meer opleiden. Dit is bijvoorbeeld het geval in de financiële diensten.

De analyse benadrukt het grote aantal steunmaatregelen en betrokken actoren bij de huidige organisatie van de permanente opleiding van werknemers. Om een antwoord te bieden op de vastgestelde moeilijkheden, heeft de HRW een reeks aanbevelingen geformuleerd die rond vier assen zijn opgebouwd: de coördinatie verbeteren en het systeem van permanente opleiding rationaliseren; het opleidingsaanbod beter afstemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt; deelname aan opleiding aanmoedigen, in het bijzonder voor de ondervertegenwoordigde groepen; en tot slot het statistisch instrument om het opleidingsbeleid te evalueren verbeteren.