Economische projecties voor België – Voorjaar 2021

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van Juni 2021

De Belgische economie schakelt stilaan een versnelling hoger, terwijl de schade op de arbeidsmarkt heel beperkt blijft.

Download het artikel Persbericht

Economische Projecties 2021

Digest

Het economische herstel in België wint in de loop van het jaar verder aan kracht, vooral vanaf de zomer, dankzij de vooruitgang in de vaccinatiecampagne die een geleidelijke versoepeling van de beperkende maatregelen mogelijk maakt. De economie groeit in 2021 met 5,5 % op jaarbasis en het bbp komt zo al tegen het jaareinde terug op het niveau van vóór de crisis, waarna het groeitempo geleidelijk normaliseert. Ondanks de ongeziene terugval in economische activiteit in 2020, blijft de impact op de werkloosheid beperkt. Meer nog, op bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt heerst er opnieuw krapte en hebben werkgevers moeite om vacatures in te vullen. De heropening van de economie en de stijgende kosten voor intermediaire inputs en vervoer leiden tot een wat hogere inflatie, maar dat zou een tijdelijk fenomeen moeten blijven. Het begrotingstekort, ten slotte, wordt, na de zelden geziene piek vorig jaar, ook dit jaar nog opgedreven door de steunmaatregelen. Zelfs nadat deze maatregelen wegvallen, blijft het tekort onhoudbaar hoog, rond 4,5 % bbp bij ongewijzigd beleid. De overheidsschuld bevindt zich eind 2023 op een stijgend traject.

De uitbraak van de COVID-19-pandemie en de gezondheidsmaatregelen die wereldwijd werden genomen om de verdere verspreiding ervan tegen te gaan, hebben de wereldeconomie sterk beïnvloed in de eerste helft van vorig jaar. In de tweede jaarhelft volgde een sterk herstel, waardoor het mondiale bbp eind 2020 alweer zijn peil van vóór de crisis had teruggevonden, al was dat vooral te danken aan de krachtige groei in China. In de meeste andere landen(groepen), waaronder ook het eurogebied, laat het herstel wat langer op zich wachten, maar de tweede en derde coronagolf hebben de economie veel minder uit koers geslagen dan de eerste. Dat komt ook doordat bedrijven en consumenten in zekere mate leren leven hebben met de beperkende maatregelen.

In België werden recent de nog bestaande maatregelen, zoals die voor de horeca of events, geleidelijk versoepeld dankzij de vooruitgang in de vaccinatiecampagne. Dat ging gepaard met een sterk vertrouwensherstel: in mei was het consumenten- en ondernemersvertrouwen al ver boven het peil van vóór de crisis uitgestegen. Het Belgische bbp bevond zich in het eerste kwartaal nog zowat 4 % onder het peil van vóór de crisis. De groei zou volgens de huidige prognoses verder aantrekken in de loop van 2021 en in de zomer nog een versnelling hoger schakelen. Er wordt hierbij verondersteld dat de nog resterende beperkende maatregelen, met uitzondering van bepaalde richtlijnen, zoals de social distancing, kunnen worden opgeheven in de loop van de zomer. Dat is duidelijk sneller dan waar in de najaarsprognoses van de Bank nog moest worden van uitgegaan, precies door de eerder dan verwachte implementatie van een effectieve medische oplossing. De ramingen zijn dan ook duidelijk opwaarts bijgesteld in vergelijking met de eerdere prognoses.

Al met al zou de economische bedrijvigheid dit jaar met 5,5 % toenemen op jaarbasis, waardoor het bbp tegen het einde van het jaar al opnieuw het peil van vóór de crisis zou bereiken. Het groeitempo normaliseert de komende jaren, tot 3,3 % in 2022 en 1,6 % in 2023. De coronacrisis blijft evenwel een beperkte persistente impact hebben op de economie: het groeipad dat eind 2019 werd geraamd, wordt niet terug bereikt. Het herstel van de economie wordt voornamelijk gedragen door de binnenlandse vraag.

De bedrijfsinvesteringen werden vorig jaar nog sterk getroffen tijdens de eerste lockdown, maar herstelden daarna fors; ze lagen eind 2020 al bijna terug op het peil van vóór de crisis. Ondernemingen zijn fors blijven investeren, onder meer in digitalisering. Het investeringsklimaat blijft ook gedurende de prognoseperiode nog gunstig en de bedrijfsinvesteringen zullen dan ook verder toenemen.

De gezinsconsumptie hinkt nu nog wat achterop, maar zal de belangrijkste motor van het verdere herstel zijn. De consumptiegroei wordt vooral ondersteund door de normalisatie van het spaargedrag, maar ook, zij het in mindere mate, door de verwachte inkomensgroei, ook al wordt de massale overheidssteun die de inkomensgroei in 2020 en 2021 ondersteunde, geleidelijk teruggedraaid. Per capita zou de koopkracht in de periode 2021-2023 met 3 % aangroeien.

Wat de arbeidsmarkt betreft, is de werkloosheid amper gestegen en ook de meeste tijdelijke werklozen zullen, na het aflopen van de beschermingsmaatregelen, terugkeren naar hun oude job of een nieuwe job vinden. Meer nog: op bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt heerst er alweer krapte en hebben werkgevers de grootste moeite om vacatures in te vullen.

Op korte termijn trekt de onderliggende inflatie aan, van gemiddeld 1,2 % dit jaar tot 1,8 % in 2022. De aantrekkende loonkosten, samen met de recent gestegen grondstoffenprijzen en de extra kosten om de activiteit op een veilige manier te laten heropstarten, zorgen voor een inflatoire druk die evenwel van tijdelijke aard zou zijn. Vanaf midden volgend jaar koelt de onderliggende inflatie weer af, tot nog 1,6 % in 2023. De totale inflatie loopt sterker op dit jaar, tot 2,2 % na 0,4 % vorig jaar, maar dat heeft vooral te maken met de sterke toename van de energie-inflatie en, vooral, de ongewoon lage energieprijzen vorig jaar. De stijgende inflatie voedt op haar beurt de dynamiek van de loonkosten, die door de indexeringsmechanismen relatief sterk zouden toenemen in de twee volgende jaren.

Het begrotingstekort blijft ook in 2021 nog hoog, met 6,8 % bbp, nog steeds onder invloed van de belangrijke ondersteuningsmaatregelen. Zelfs nadat die geleidelijk verdwijnen, vanaf eind dit jaar, blijft het tekort in 2023 hangen op 4,5 % bbp bij ongewijzigd beleid. De overheidsschuld bevindt zich eind 2023 weer op een stijgend traject. Rekening houdend met het herstelplan, moet de (beleids)aandacht nu geleidelijk verschuiven naar begrotingssanering en bijkomende structurele hervormingen, bijvoorbeeld om de werking van de arbeidsmarkt verder te verbeteren.

 

 

2019

2020

2021r

2022r

2023r

GROEI (voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)

 

 

 

 

 

Bbp naar volume

1,8

-6,3

5,5

3,3

1,6

Bijdragen tot de groei:

 

 

 

 

 

Binnenlandse bestedingen, ongerekend voorraadwijziging

1,9

-6,0

5,4

4,0

2,1

Netto-uitvoer van goederen en diensten

0,2

-0,3

1,0

-0,7

-0,5

Voorraadwijziging

-0,4

0,0

-0,9

0,0

0,0

 

 

 

 

 

 

PRIJZEN EN KOSTEN

 

 

 

 

 

Geharmoniseerde consumptieprijsindex

1,2

0,4

2,2

2,1

1,8

Gezondheidsindex

1,5

1,0

1,2

2,0

1,6

Onderliggende inflatie

1,5

1,4

1,2

1,8

1,6

Bbp-deflator

1,7

1,1

2,2

1,9

1,7

Ruilvoet

0,8

0,2

-1,2

0,0

0,1

Loonkosten per eenheid product in de private sector1

1,6

3,1

-1,1

0,9

1,2

Uurloonkosten in de private sector1

2,2

3,5

0,3

1,9

2,0

Productiviteit per arbeidsuur in de private sector

0,6

0,4

1,4

0,9

0,8

 

 

 

 

 

 

ARBEIDSMARKT

 

 

 

 

 

Binnenlandse werkgelegenheid (gemiddelde jaar-op-jaar verandering, in duizenden personen)

75,6

-0,8

31,6

8,4

32,1

Totaal arbeidsvolume2

1,3

-6,0

3,9

2,4

1,0

Geharmoniseerde werkloosheidsgraad (in % van de beroepsbevolking van 15 jaar of ouder)

5,4

5,6

5,8

6,0

5,9

 

 

 

 

 

 

INKOMENS

 

 

 

 

 

 

Reëel beschikbaar inkomen van de particulieren

3,0

1,4

1,2

0,7

2,4

Spaarquote van de particulieren (in % van het beschikbaar inkomen)

12,9

21,7

19,7

14,5

14,4

 

 

 

 

 

 

OVERHEIDSFINANCIEN

 

 

 

 

 

Primair saldo (in % bbp)

0,1

-7,4

-5,2

-2,6

-3,1

Financieringssaldo (in % bbp)

-1,9

-9,4

-6,8

-4,0

-4,5

Overheidsschuld (in % bbp)

98,1

114,1

112,8

112,1

113,7

 

 

 

 

 

 

LOPENDE REKENING

(volgens de betalingsbalans, in % bbp)

0,3

-0,2

-0,3

-0,5

-0,6

 

Bronnen: EC, INR, Statbel, NBB.

(1) Inclusief de loonsubsidies (hoofdzakelijk de verminderingen van de bedrijfsvoorheffing) en de gerichte verlagingen van de werkgeversbijdragen.

(2) Totaal aantal gewerkte uren in de economie.