Perscommuniqué -  Economische projecties voor België - Voorjaar 2008

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van juni 2008

In het verlengde van de publicatie van de nieuwe projecties van het Eurosysteem voor het eurogebied in het maandbericht van de ECB, worden in dit artikel de resultaten voor de Belgische economie voorgesteld voor 2008 en 2009. Sinds de publicatie van de vorige voorspellingen in december 2007 zijn de externe factoren verder verslechterd als gevolg van de verhoogde financiële spanningen, de snelle omslag van de vastgoedcyclus en, ruimer beschouwd, de aanmerkelijke conjunctuurvertraging in de Verenigde Staten, alsook de stijgende grondstoffenprijzen. De appreciatie van de euro heeft deze stijging in het eurogebied gedeeltelijk getemperd, maar drukt de exportmogelijkheden.

De projecties van het Eurosysteem werden opgesteld rekening houdend met een vertraging van de wereldhandel in 2008, samenvallend met die van de mondiale groei. De olieprijs zou, op basis van het verloop van de noteringen op de termijnmarkten, op een zeer hoog peil blijven van gemiddeld 113,3 dollar per vat in 2008 en 117,7 dollar in 2009. De rentetarieven worden eveneens verondersteld te evolueren zoals de markten verwachten. Het jaargemiddelde van de rente op driemaands interbancaire deposito's in euro zou 4,9 pct. belopen in 2008 en 4,3 pct. in 2009. De lange-termijnrente zou oplopen tot 4,5 pct. in 2008 en 4,7 pct. in 2009. De wisselkoersen, van hun kant, worden constant gehouden op het peil van medio mei, namelijk 1,54 dollar per euro. Tegen die achtergrond zou de bbp-groei in het eurogebied, die in 2007 uitkwam op 2,7 pct., tussen 1,5 en 2,1 pct. liggen in 2008 en tussen 1,0 en 2,0 pct. in 2009. De versnelling, als gevolg van de prijsstijgingen voor energiedragers en bewerkte levensmiddelen, zou de inflatie in 2008 tussen 3,2 en 3,6 pct. doen uitkomen. In 2009 zou de inflatie opnieuw teruglopen tot een niveau tussen 1,8 en 3,0 pct.

Net als in het eurogebied is de activiteit in België in 2007 krachtig gebleven. De vertraging die werd opgetekend in de tweede jaarhelft bleef beperkt, gelet op de verschillende schokken die hun oorsprong vonden in de externe omgeving. De vertraging zou echter substantiëler worden tegen medio 2008. Al bij al zou de reële groei van het bbp teruglopen van 2,8 pct. in 2007 tot 1,6 pct. in 2008 en 1,5 pct. in 2009.

De meeste bestedingscategorieën zouden in 2008 bijdragen tot de vertraging van de groei. Na een geleidelijk herstel tijdens de twee voorgaande jaren, zou de goederen- en dienstenuitvoer teruglopen, in overeenstemming met de verzwakking van de buitenlandse vraag. Het herstel dat in 2009 zou worden ingezet, zou beperkt blijven door de vertraagde effecten van de recente appreciatie van de euro. Met betrekking tot de binnenlandse bestedingen, zou de groei van de bedrijfsinvesteringen, die tot 2007 zeer dynamisch was geweest, vertragen als gevolg van de minder gunstige vraagvooruitzichten en de verstrakking van de externe financieringsvoorwaarden. Deze verstrakking zou echter vooral tot uiting komen in een verruiming van de marges. De investeringen in woningen zouden de in 2007 aangevatte tendens tot vertraging voortzetten, tegen de achtergrond van een afkoeling van de prijsstijgingen op de vastgoedmarkt. De particuliere consumptie zou eveneens aanmerkelijk vertragen, vooral als gevolg van de beperkte stijging van de koopkracht van de particulieren. Die ontwikkeling, die onder meer verband houdt met de versnelling van de inflatie in 2008 en de geringere werkgelegenheidscreatie, zou evenwel gedeeltelijk worden gecompenseerd door een vermindering van de spaarquote.

Na een stijging op jaarbasis met 1,7 pct. in 2007, onder meer dankzij het succes van de dienstencheques, zou het tempo van de werkgelegenheidscreatie teruglopen tot 1,3 pct. in 2008 en 0,7 pct. in 2009. Deze ontwikkeling weerspiegelt, met een vertraging van enkele maanden, de vertraging van de activiteit. De werkgelegenheidscreatie zou evenwel hoger blijven dan de toename van de beroepsbevolking. De werkloosheidsgraad zou derhalve teruglopen van 7,5 pct. in 2007 tot 6,9 pct. in 2008 en 6,8 pct. in 2009.

Hoewel de aan de hand van de HICP gemeten inflatie tijdens de twaalf voorgaande maanden nagenoeg constant onder de 2 pct. was gebleven, ging zij vanaf het vierde kwartaal van 2007 fors versnellen. Volgens de projecties zouden de prijsstijgingen voor levensmiddelen en energiedragers in 2008 een ongewoon hoge bijdrage blijven leveren. Die bijdrage zou begin 2009 snel afzwakken, in overeenstemming met de hypothese van een stabilisatie van de grondstoffenprijzen op een hoog niveau. De totale inflatie zou bijgevolg toenemen van 1,8 pct. in 2007 tot 4,1 pct. in 2008 en teruglopen tot 2,3 pct. in 2009. Voor industriële goederen en voor diensten wordt evenwel ook een zekere stijging van de inflatie verwacht, met name als gevolg van het indirecte effect van de schokken van de grondstoffenprijzen en het geleidelijk doorwerken van de stijging van de loonkosten.

Tegen de achtergrond van een gematigd verloop van de arbeidsproductiviteit, ten gevolge van de aanmerkelijke groei van de werkgelegenheid in 2007 en de conjuncturele vertraging van de activiteit in 2008, zou de stijging van de loonkosten per eenheid product in de particuliere sector versnellen, van gemiddeld 0,6 pct. per jaar tussen 2002 en 2006 tot 2,9 pct. in 2007 en 3,4 pct. in 2008, om in 2009 opnieuw af te nemen tot 2,4 pct. De versnelling van de uurloonkosten in 2007 en 2008 houdt verband met de spanningen in bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt, in het kielzog van de hoogconjunctuur. Bovendien versterkten tijdelijke factoren de stijging in 2007 en oefent de indexering een aanmerkelijke weerslag uit in 2008. Zo zouden de uurloonkosten over beide jaren samen met 7,3 pct. stijgen, waardoor de handicap met de drie voornaamste buurlanden nog groter zou worden. De stijging van de uurloonkosten met 3,2 pct. in 2009 waar in deze projecties wordt van uitgegaan, omvat hoofdzakelijk het verwachte effect van de indexering, die met een zekere vertraging reageert op de door de gezondheidsindex gemeten inflatieversnelling. Deze hypothese berust op een gematigde ontwikkeling van de lonen, wat een bepalende factor is voor de voorspelde vertraging van de inflatie en de verwachte voortzetting van de werkgelegenheidscreatie.

De resultaten van de overheidsfinanciën werden verkregen rekening houdend met het recente verloop van de fiscale ontvangsten, de endogene invloed van de macro-economische omgeving, een uitgavenverloop dat gebaseerd is op historische ontwikkelingen, en met de reeds genomen maatregelen. In overeenstemming met de richtlijnen van het ESCB, werden de nieuwe overheidsmaatregelen die in de loop van de volgende maanden zouden kunnen worden genomen, niet in aanmerking genomen in deze projectie. In die context zou het tekort van de overheidsfinanciën toenemen van 0,2 pct. bbp in 2007 tot 0,3 pct. in 2008 en 0,8 pct. in 2009. Deze verslechtering zou hoofdzakelijk te wijten zijn aan de negatieve invloed van de conjunctuur, een structurele daling van de ontvangsten en een licht expansief beleid inzake uitgaven. De rentelasten van de gezamenlijke overheid zouden daarentegen licht dalen.

Ondanks de voor 2008 en 2009 verwachte begrotingstekorten, zou de schuldgraad verder teruglopen tot 81,4 pct. bbp in 2008 en 79,5 pct. in 2009.