Perscommuniqué - Economische projecties voor België - Najaar 2007

Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van december 2007

In het verlengde van de publicatie van nieuwe projecties van het Eurosysteem voor het eurogebied in het maandbericht van de ECB geeft dit artikel een beknopte voorstelling van de resultaten voor de Belgische economie in 2007 en 2008. Sinds de publicatie in juni 2007 van de vorige vooruitzichten is gebleken dat de groei van de activiteit en van de werkgelegenheid tijdens de eerste jaarhelft van 2007 krachtig is geweest in het eurogebied en in België. Sinds de zomer is de externe omgeving onzekerder geworden, als gevolg van de onrust op de financiële markten, de appreciatie van de euro en de prijsstijgingen voor energetische grondstoffen en landbouwproducten.

De projecties van het Eurosysteem werden opgesteld rekening houdend met een sterke groei van het internationale handelsverkeer, onder impuls van de vraag vanuit de opkomende en olieproducerende landen. De noteringen voor aardolie zouden zich, op basis van de termijnmarkten, op een hoog peil van gemiddeld 88,6 dollar per vat handhaven in 2008. Ook voor de rente wordt verondersteld dat zij zich volgens de marktverwachtingen zal ontwikkelen. De wisselkoersen, van hun kant, worden constant gehouden op het peil van medio november, namelijk 1,46 dollar per euro. Tegen deze achtergrond zou de bbp-groei in het eurogebied, na in 2006 2,9 pct. te hebben bedragen, variëren tussen 2,4 en 2,8 pct. in 2007 en tussen 1,5 en 2,5 pct. in 2008. De inflatie in het eurogebied, van haar kant, zou versnellen in 2008, onder invloed van de prijsstijgingen voor energiedragers en voedingsmiddelen. Zij zou zich situeren binnen een marge van 2 en 2,2 pct. in 2007 en 2 en 3 pct. in 2008, tegen 2,2 pct. in 2006.

De economische activiteit in België ging tijdens de eerste helft van 2007 door op haar elan van 2006, en groeide in een tempo van 0,7 pct. per kwartaal. Volgens de eerste raming van het INR is de groei in het derde kwartaal teruggevallen tot 0,4 pct., een bevestiging van de tot dusver gematigde achteruitgang van de synthetische indicator van het ondernemersvertrouwen. De geringere expansie zou tijdens het vierde kwartaal en in het eerste deel van 2008 aanhouden. In totaal zou de reële bbp-groei zakken van 2,9 pct. in 2006 tot 2,6 pct. in 2007, en 1,9 pct. in 2008.

De goede prestaties van de Belgische economie in het begin van 2007 waren voornamelijk te danken aan de impuls van de binnenlandse vraag. Meer in het bijzonder hebben de ondernemingen en particulieren hun investeringen in vast kapitaal op dit ogenblik nog fors verhoogd, net als de voorgaande jaren, terwijl de particuliere consumptie significant is toegenomen, gestimuleerd door de stijging van de koopkracht. De invloed van deze twee factoren zou tegen het einde van het jaar en in 2008 afnemen. De uitvoer, van zijn kant, zou in 2007 groeien met een tempo vergelijkbaar met dat van de expansie op de afzetmarkten. Die ontwikkeling zou tijdens de projectieperiode echter worden afgeremd als gevolg van de appreciatie van de euro.

Naarmate de robuuste groei van de activiteit langer aanhield, nam de nettocreatie van arbeidsplaatsen in de eerste helft van 2007 verder toe; de werkgelegenheidscreatie werd ook ondersteund door het succes van de dienstencheques, die bijkomende banen in de gezinshulp financieren. Al met al zou de werkgelegenheid, na een jaarlijkse stijging met 1,2 pct. tijdens de twee voorgaande jaren, met 1,6 pct. groeien in 2007 en met 1 pct. in 2008, dat is een netto toename met bijna 115.000 banen over beide jaren samen, waarvan 17.000 zouden voortvloeien uit de verwachte expansie van de dienstencheques. Rekening houdend met de verwachte ontwikkeling van de beroepsbevolking, zou de in april 2006 begonnen daling van de werkloosheidsgraad zich dan ook voortzetten, zodat de werkloosheid zou teruglopen van gemiddeld 8,3 pct. in 2006 tot 7,7 pct. in 2007 en 7,3 pct. in 2008.

Gemeten aan de hand van de HICP zou de totale inflatie een V-vormige ontwikkeling vertonen: ze zou teruglopen van 2,3 pct. in 2006 tot 1,8 pct. in 2007 en dan opnieuw toenemen tot 2,9 pct. in 2008. Dit profiel weerspiegelt voornamelijk het prijsverloop van de energiedragers. Zowel de ontwikkeling van de aardolienoteringen op de internationale markten als factoren die eigen zijn aan België – onder meer de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkten in Wallonië en Brussel en de nieuwe wijze van registratie van die prijzen in de index – hielpen de stijging van de consumptieprijzen van energiedragers in de eerste maanden van 2007 afremmen. Daarentegen zouden de tariefwijzigingen van de belangrijkste distributeur en de verwachte stijging van de distributiekosten, naast de stijging van de olieprijzen, de inflatie in 2008 aanwakkeren. Van haar kant zou de onderliggende inflatietendens in 2007 licht toenemen, van 1,6 pct. in het voorgaande jaar tot 1,9 pct.; ze zou zich in 2008 op dat peil stabiliseren. De stijging in 2007 vloeit uitsluitend voort uit het prijsverloop van de bewerkte levensmiddelen. Daarentegen zou de inflatie beperkt blijven voor de niet-energetische industriële producten en de diensten, dankzij de appreciatie van de euro, de mondiale concurrentie en de al met al matige loonontwikkeling tijdens de afgelopen jaren.

Gelet op de geringe groei van de arbeidsproductiviteit ten gevolge van de aanmerkelijke stijging van de werkgelegenheid in 2007 en de conjuncturele vertraging van de activiteit in 2008, zouden de loonkosten per eenheid product in de particuliere sector versnellen van 1,4 pct. in 2006 tot 2,2 pct. in 2007 en 2,1 pct. in 2008. Het groeitempo van de uurloonkosten zou 2,8 pct. bedragen in 2007 en 3 pct. in 2008, wat vergelijkbaar is met de stijging van 2006, maar hoger dan de indicatieve norm van 5 pct. die vervat is in het centraal akkoord 2007-2008. De indexering zou immers hoger zijn dan op het ogenblik van de onderhandelingen werd aangenomen. In een toenemend aantal sectorale paritaire comités zouden de zogenoemde "all-in"-clausules het echter mogelijk maken de invloed van een dergelijke overschrijding op de ontwikkeling van de loonkosten te beperken. Hoewel de buurlanden geen mechanisme hebben waarbij de loonontwikkeling automatisch wordt gekoppeld aan deze van de prijzen, valt niet uit te sluiten dat de versnelling van de inflatie er aanleiding zou kunnen geven tot een toename van de loonkosten die hoger zouden uitvallen dan eind 2006, op het moment van de vaststelling van de norm, werd voorzien.

Volgens de verbintenissen die in het stabiliteitsprogramma van december 2006 werden aangegaan, zouden de overheidsfinanciën in België een overschot moeten bereiken van 0,3 pct. bbp in 2007 en 0,5 pct. in 2008. Volgens de meest recente informatie zouden de overheidsfinanciën het jaar 2007 afsluiten met een tekort van 0,1 pct. bbp. In 2008 zou dat tekort, tegen de hierboven beschreven macro economische achtergrond, oplopen tot 0,3 pct. bbp. In deze projecties is nog geen rekening gehouden met de impact van de maatregelen die in het kader van de federale regeringsvorming worden voorgesteld aangezien  overeenkomstig de voorschriften van het ESCB  aangekondigde maatregelen enkel in rekening mogen worden genomen als ze voldoende zijn gepreciseerd en naar alle waarschijnlijkheid effectief zullen worden uitgevoerd.

Met het  weliswaar zeer geringe  begrotingstekort in 2007 vertoont het financieringssaldo van de overheid een ongunstige ontwikkeling ten opzichte van 2006, toen nog een overschot werd opgetekend. Nochtans trekken de overheidsfinanciën profijt van het gunstige conjunctuurverloop en van de verdere daling van de rentelasten. De positieve invloed van deze factoren zou echter ruimschoots worden gecompenseerd door een afname van het structurele primaire saldo met 0,3 pct. bbp en, vooral, door het verdwijnen van niet recurrente factoren. In 2006 hadden deze laatste het financieringssaldo van de overheid nog met 0,7 pct. bbp opgedreven, maar in 2007 zouden ze een licht negatief effect sorteren op dat saldo.
In 2008 zou het overheidstekort oplopen en dat ondanks een verdere daling van de rentelasten. De impact van de niet recurrente factoren zou licht negatief blijven en de conjunctuurontwikkeling zou enigszins ongunstig zijn voor het verloop van het financieringssaldo van de overheid. Voorts zou het structurele primaire overschot verder dalen.

In 2007 en 2008 zal de overheidsschuld haar neerwaartse tendens voortzetten en met ongeveer 3 pct. bbp per jaar afnemen. Eind 2008 zou de schuldgraad 82,1 pct. bbp bedragen.