De Nationale Bank schat de impact van het handelsakkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk op het Belgische bbp op 0,4 procentpunt over een periode van vijf jaar

Mededeling van de Bank over de economische impact van de handels- en samenwerkingsovereenkomst (Trade and Cooperation Agreement - TCA) tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk

De brexit, een thematiek die wordt opgevolgd door de Bank

Sinds het Britse referendum over de brexit in juni 2016 heeft de Bank niet alleen regelmatig publicaties uitgegeven over de economische gevolgen van deze keuze van de burgers van het Verenigd Koninkrijk, maar ook, in haar rol als toezichthouder, omtrent de financiële aspecten ervan. De Bank was trouwens medevoorzitster van de Brexit Task Force binnen het International Relations Committee van het Europees Stelsel van Centrale Banken. Die lag aan de basis van de publicatie van een Occasional Paper van de ECB over verschillende aspecten van de economische dimensie van de brexit op Europese schaal.

Het akkoord van 24 december: doelstellingen van deze mededeling

Eind januari 2020 verliet het Verenigd Koninkrijk officieel de EU. Tijdens de voorbije elf maanden van de overgangsperiode werden de relaties tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU voortgezet volgens de EU-regelgeving (het ‘acquis communautaire’). Op 1 januari 2021 verliet Groot-Brittannië de douane-unie en de interne markt, maar Noord-Ierland deed dat niet. Het risico op een brexit zonder akkoord werd afgewend op 24 december 2020, toen de Britse regering en de voorzitster van de Europese Commissie een handels- en samenwerkingsovereenkomst sloten (Trade and Cooperation Agreement) die begin dit jaar voorlopig in werking trad.

Met deze mededeling willen we informatie verschaffen over de impact van de brexit met een akkoord van deze aard en over het mogelijke voordeel van het akkoord ten opzichte van een no-deal-scenario.

Wat houdt de overeenkomst in economisch opzicht in?

Voor de handel gaat het om een vrijhandelsakkoord zonder douanerechten of quota op alle goederen, met uitzondering van de goederen waarvoor de lokale content die in de EU en het Verenigd Koninkrijk wordt geproduceerd te klein is. De overeenkomst voorziet ook in een brede openstelling van de markten, in het bijzonder voor overheidsopdrachten, vervoer en energie, met inbegrip van kernenergie. Met het oog op eerlijke concurrentie hebben beide partijen zich ertoe verbonden een hoog niveau van bescherming te handhaven voor werkgelegenheid, sociale bescherming, milieu en klimaat, net als gemeenschappelijke principes over staatssteun. De verbintenissen met betrekking tot de diensten zijn relatief beperkt. Zo zijn de financiële diensten afhankelijk van de gelijkwaardigheidsbesluiten die (unilateraal) door beide partijen worden genomen. Voor dit type diensten en andere aspecten zouden in de toekomst echter nog overeenkomsten kunnen worden gesloten.

Gezien de nauwe economische integratie tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU en hun geografische nabijheid, gaat de overeenkomst, in bepaalde opzichten, iets verder dan die tussen de EU en andere landen, met inbegrip van de akkoorden die recent werden gesloten of uitgevoerd, zowel wat betreft de toegang tot de markt als de onderlinge afstemming. Niettemin zullen omwille van niet-tarifaire belemmeringen, zoals douaneformaliteiten, sanitaire en fytosanitaire controles, de naleving van normen en standaarden die in beide geografische gebieden op een verschillende manier kunnen evolueren, de kosten van het handelsverkeer tussen beide partijen stijgen.

Om de economische schade op korte termijn te beperken, werd voor de visserijkwestie een overgangsperiode van vijf en een half jaar vastgesteld. Bovendien zullen de meest getroffen EU-landen, waaronder België, meer aanspraak kunnen maken op de ‘Brexit adjustment reserve’ van 5 miljard euro (tegen prijzen van 2018), die wordt beheerd door de Europese Commissie en waarvan het grootste deel in 2021 ter beschikking zal worden gesteld van de lidstaten.

Wat is voor België de economische impact van een brexit met akkoord en van het akkoord zelf?

De economische brexit maakte een einde aan het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en, in mindere mate, kapitaal. Voor de handel zal dat leiden tot niet-tarifaire belemmeringen, kosten voor het handelsverkeer tussen Groot-Brittannië en de EU, een vermindering van het volume van dat handelsverkeer en een bbp-verlies.

Voor alle landen kan het verlies dankzij het akkoord echter worden beperkt in vergelijking met een no-deal-scenario waarin de handel alleen onderworpen zou worden aan de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WHO), in het bijzonder van de clausule van de meest begunstigde natie.

In vergelijking met een scenario waarin de handel volgens de regels van de douane-unie en de interne markt werd gestuurd (‘Remain’-scenario dat van kracht was tot eind december 2020), bedroeg het mediane economische verlies (van de studies die in januari 2019 werden onderzocht) voor België, op lange termijn, 0,9 procentpunt bbp in een no deal-scenario (WHO) en 0,5 procentpunt in een scenario met een vrijhandelsakkoord van het CETA-type (overeenkomst tussen de EU en Canada).

Brexit 210111

Bronnen: Bisciari P. (2019), A survey of the long-term impact of Brexit on the UK and the EU27 economies (repec.org), NBB WP 366; NBB.

VHA = vrijhandelsakkoord van het CETA-type; WHO = Wereldhandelsorganisatie.

CPB ramingen betreffen België en Luxemburg. In hun VHA-scenario wordt het VHA pas in 2029 ingevoerd, één jaar voor het einde van de projectiehorizon.

De ramingen van de NBB geven de gecumuleerde impact op het bbp weer vijf jaar na het beëindigen van de overgangsperiode.

 

 

We herinneren eraan dat de ramingen gepaard gaan met een grote onzekerheid, aangezien het de eerste keer is dat een lidstaat de EU verlaat. Deze onzekerheid wordt weerspiegeld in de ruime variatie in de ramingen: van 0,5 tot 2,3 procentpunt bbp voor een WHO-scenario en van 0,2 tot 1,5 procentpunt bbp voor een vrjhandelsakkoord-scenario. Bovendien werd in deze studies alleen het handelskanaal onderzocht. Voor de visserij zijn de tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen inbegrepen, maar de toegang tot de Britse wateren niet. Tot slot ging het om ramingen bij ongewijzigd beleid. De Britten wilden met de brexit echter hun autonomie herwinnen en hun beleid dus aanpassen; de EU-landen kunnen ook reageren om de verliezen te beperken.

In kader 9 van het jaarverslag 2019 toonde een raming op basis van het macro-econometrisch model van de Bank dat het verlies aan bedrijvigheid ten opzichte van een ‘Remain’-scenario op vijf jaar tijd 0,3 procentpunt bbp bedroeg in een scenario met een vrijhandelsakkoord en 0,7 procentpunt in een WHO-scenario.

In vergelijking met een no-deal-hypothese, zoals die werd aangenomen in de meest recente macro-economische vooruitzichten van de Bank (december 2020), zou het bedrijvigheidsniveau dankzij het akkoord tegen 2025 dus met 0,4 procentpunt hoger kunnen uitvallen, waarbij het grootste groeivoordeel zich in 2021 en 2022 concentreert. Ter herinnering: de Bank rekende in december op een groei van 3,5 % in 2021 en van 3,1 % in 2022.