De invloed van de transitie naar een koolstofarme economie op de financiële markten

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van 2022

Wat zijn de risico’s van de transitie naar een koolstofarme economie en hoe wordt de prijs ervan bepaald op de financiële markten? Welke beleidsmaatregelen nemen België en de Europese Unie om groene financiering te reguleren? En wat kunnen we over vraag en aanbod van groene instrumenten leren uit de uitgifte en het bezit van groene obligaties in België en de buurlanden?

Download het artikel Persbericht

Sinds 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

De klimaatcrisis vormt een grote uitdaging voor de komende jaren. Er zullen beleidsbeslissingen moeten worden genomen om de transitie naar een koolstofarme economie te bevorderen; deze zullen de efficiëntie en het concurrentievermogen van de Europese en Belgische economie ingrijpend veranderen. In dat proces dient het financiële stelsel drie belangrijke doelstellingen na te streven: 1) het kapitaal efficiënt aanwenden om de transitie te stimuleren, 2) de klimaatrisico’s helpen dekken, inclusief de risico’s die door de transitie worden veroorzaakt, 3) de risico’s op greenwashing verminderen en de prijsbepaling van de activa vergemakkelijken.

De bijdrage van dit artikel is drieledig.

Ten eerste is recent academisch onderzoek erop gericht het bestaan van een ‘greenium’ (of van een groene premie) aan te tonen die gekoppeld is aan groene financiële activa, vergeleken met soortgelijke conventionele activa. De omvang van die premie is afhankelijk van het activatype en de context, maar ze wordt doorgaans als negatief beschouwd omdat groene activa lagere rendementen opleveren; er wordt namelijk van uitgegaan dat ze rekening houden met het transitierisico. De sterke variabiliteit van de resultaten wijst echter op de aanzienlijke beperkingen en vraagt om diepgaander onderzoek.

Ten tweede worden de ontwikkelingen in de regelgeving inzake groene financiering toegelicht, zowel op Belgisch als op Europees vlak. Die regelgeving beoogt vooral de transparantie te verbeteren en de verspreiding van relevante gegevens te standaardiseren, om het vertrouwen van de beleggers in de onderliggende activa te verhogen.

Ten slotte onderstreept een empirische studie over groene obligaties de groeiende interesse van de deelnemers aan de financiële markten voor dit type product, zowel aan de aanbodzijde als aan de vraagzijde. In België en in de buurlanden (Frankrijk, Duitsland, Nederland) nemen de uitgiften van groene obligaties toe en worden ze diverser (overheid, financiële en niet-financiële ondernemingen). Evenzo stijgt het aandeel van deze activa in de portefeuille van de beleggers.

1. Evaluatie van het klimaatrisico op de financiële markten

De transitie naar een koolstofarme samenleving levert velerlei risico’s op voor de financiële markten. We onderscheiden in de eerste plaats de fysieke risico’s die voortvloeien uit de toegenomen ernst en frequentie van extreme weersomstandigheden als gevolg van de klimaatverandering en de geleidelijke klimaatveranderingen op langere termijn. Voorts kunnen transitierisico’s ontstaan door onvoorziene en/of plotselinge veranderingen van het klimaat- en milieubeleid, de technologie of het marktsentiment. Een derde categorie, ten slotte, zijn de aansprakelijkheids- en geschillenrisico’s. De eerstgenoemde risico’s verwijzen naar het feit dat partijen die schade lijden als gevolg van de klimaatverandering een schadevergoeding zouden kunnen eisen van de verantwoordelijke partijen. De risico’s uit de tweede categorie hangen samen met de klachten die in de toekomst zouden kunnen ontstaan tegen ondernemingen die actief zijn in de winning van delfstoffen of ondernemingen die veel broeikasgassen uitstoten en tegen hun verzekeringsinstellingen.

Recent onderzoek tracht na te gaan of de aandelen- en obligatiemarkten met deze risico’s rekening houden. Voor de aandelenmarkt lijken de uitgevoerde studies te bevestigen dat ze het klimaatrisico, althans deels, in aanmerking nemen en dat het leidt tot een negatieve groene premie (of greenium). Er blijven op dit moment echter belangrijke vragen onbeantwoord. Ze gaan met name over de kanalen achter het greenium (de wens van de marktpartijen om zich in te dekken tegen het transitierisico, veranderingen in de voorkeuren of andere) en pleiten voor aanvullend onderzoek. In de literatuur is namelijk nog geen algemene consensus bereikt over de groene risicopremie op de aandelenmarkt.

In verband met de obligatiemarkt blijkt uit de studies dat het greenium, indien aanwezig, varieert naargelang van verschillende kenmerken. De premie is het hoogst op extern beoordeelde en gecertificeerde activa. Deze verhogen immers de geloofwaardigheid van de emittent en worden door de beleggers gewaardeerd. Bovendien is de groene premie ook hoger gesteld op de Europese obligaties, wellicht door de meer ontwikkelde regelgeving. Het greenium is bijvoorbeeld gestegen na de bekendmaking van het actieplan van de EU over duurzame financiering. Ten slotte varieert het naargelang van de bedrijfstak. Over het algemeen is het echter moeilijk om stellig te concluderen of er al dan niet een greenium op de obligatiemarkten aanwezig is, wegens de verscheidenheid van de gebruikte methodologieën en van de beschouwde periode en het onderzochte marktsegment. Ondanks het financiële voordeel van een groene premie voor de emittent moet ook worden beklemtoond dat het door de kosten voor certificering, monitoring en rapportering duurder kan zijn om zich met een groene obligatie te financieren dan met een conventionele obligatie. Deze vaststelling geldt in het bijzonder voor kleine ondernemingen en nieuwe emittenten.

2. Een overzicht van de europese en belgische regelgeving betreffende groene financiering

De afgelopen jaren werd duurzame financiering op Europees en Belgisch vlak sterk gereguleerd. Die regelgeving betreft zowel de economische activiteiten als de deelnemers aan de financiële markten. De voornaamste doelstellingen van die regulering bestaan erin de transparantie voor de beleggers te vergroten, de risico’s op greenwashing te verkleinen, de ondernemingen te helpen om de transitie naar een koolstofarme samenleving te plannen en de reallocatie van kapitaal naar duurzame investeringen mogelijk te maken.

In de eerste plaats heeft de EU een classificatiesysteem (taxonomie) van de economische activiteiten opgesteld. Om als duurzaam te worden beschouwd, moeten die activiteiten ten minste tot een van de zes doelstellingen van groene financiering bijdragen ZONDER afbreuk te doen aan de vijf andere. Die doelstellingen zijn: 1) de klimaatverandering inperken, 2) zich eraan aanpassen, 3) de aquatische en mariene hulpbronnen duurzaam gebruiken en beschermen, 4) de transitie naar een circulaire economie bewerkstelligen, 5) vervuiling voorkomen en verminderen en 6) de biodiversiteit en de ecosystemen beschermen en herstellen. Voorts erkent de taxonomie ook zogenoemde faciliterende activiteiten, die andere activiteiten in staat stelt aan een van de doelstellingen bij te dragen. Ze erkent ook transitieactiviteiten, dat zijn activiteiten die de milieu-impact kunnen temperen in de sectoren waar er geen alternatief bestaat.

Het tweede aspect van de regelgeving heeft betrekking op de verspreiding en rapportering van informatie zodat de beleggers de economische activiteiten en de risico’s waaraan deze zijn blootgesteld beter kunnen begrijpen en vergelijken. In dat kader richten de Richtlijn inzake niet-financiële rapportage (Non-Financial Reporting Directive – NFRD) en haar aanvulling over klimaatrapportering zich tot de banken, verzekeringsinstellingen en grote beursgenoteerde ondernemingen, en vragen ze hun om informatie te verstrekken over de ecologische, maatschappelijke en governancecriteria (ESG) en over de risico’s op dit gebied. Tegen 2024 zal deze richtlijn worden aangevuld met de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive) die de rapportering uitbreidt tot de grote niet-beursgenoteerde ondernemingen en de beursgenoteerde kmo's en het ESG-deel van de niet-financiële rapportering versterkt (met name de afstemming ervan op de taxonomie). Ten slotte richt de Verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (Sustainable Finance Disclosure Regulation – SFDR) zich meer in het bijzonder op de deelnemers aan de financiële markten, zoals de vermogensbeheerders en de institutionele beleggers, en verplicht ze hen om informatie te verstrekken over de integratie van de duurzaamheidsrisico’s in hun beleggingsprocessen en de mate waarin de door hen geselecteerde financiële producten aan de milieudoelstellingen beantwoorden.

Ten derde hebben twee richtlijnen, waarvan de nieuwe regels in juni 2022 in werking zijn getreden, betrekking op de financiële instellingen (MIFID II, staat voor Markets In Financial Instruments Directive) en op de verzekeringsinstellingen (IDD, staat voor Insurance Distribution Directive). Ze verplichten hen de voorkeuren van hun cliënten op het vlak van duurzaamheid te onderzoeken alvorens hen beleggings- of spaaradvies te geven.

De Belgische financiële sector heeft niet stilgezeten wat het labelen van groene producten betreft. Zijn initiatief ‘Towards sustainability’ is erop gericht aan beleggers, zowel institutionele als particuliere, advies te geven door een label toe te kennen aan financiële producten die als duurzaam en verantwoord worden beschouwd. Dit label wordt regelmatig herzien en is afgestemd op de Europese regelgeving.

Op internationaal niveau ten slotte zijn twee labels uitermate populair. Dat zijn de Green Bonds Principles (GBP) en de Climate Bonds Standard (CBS). De GBP werden door de banken (uit het oogpunt van emittenten) ingevoerd en worden nu beheerd door de ICMA (International Capital Markets Association) die de op de internationale kapitaalmarkten actieve financiële instellingen vertegenwoordigt. Dit label regelt in het bijzonder het gebruik en beheer van de aangetrokken middelen, het evaluatie- en selectieproces van projecten en de rapportering (het verstrekken van eenvoudig toegankelijke informatie over het gebruik van de middelen). Het is echter de emittent zelf die bepaalt wat hij als een groene activiteit beschouwt, en de ondernemingen die dat wensen kunnen de GBP vrijwillig invoeren (geen verplichte certificering). De CBS is er daarentegen gekomen op initiatief van het Climate Bonds Initiative (dat het beleggersperspectief aanneemt) en is op een precieze taxonomie gebaseerd (projecten die meehelpen aan de beperking van of de aanpassing aan de klimaatverandering). Daaraan is een certificering gekoppeld (validering die aan de uitgifte voorafgaat en follow-up tijdens de volledige looptijd van de obligatie), aangezien de doelstelling van het label is om de beleggers te helpen groene projecten te kiezen.

3. Focus op de groene obligaties: ontwikkeling en perspectieven in belgië en de buurlanden

De analyse van de uitgiften van groene obligaties in België en de buurlanden (Frankrijk, Duitsland, Nederland) toont aan dat die mettertijd sterk zijn gestegen. De uitgiften stegen van € 50 miljard in 2016 naar € 547 miljard in de eerste jaarhelft van 2022 (op gecumuleerde basis). In verhouding tot het totale bbp van de geselecteerde landen vertegenwoordigde dat eind 2021 2 % (grafiek 1). Duitsland en Frankrijk zijn de onbetwiste pioniers en leiders op dit gebied. Zij domineren de markt (van deze vier landen) met een marktaandeel van respectievelijk 37 en 35 %; het aandeel van België bedraagt 3 %.

Terwijl de markt in Duitsland en Nederland wordt gedomineerd door de financiële instellingen, was in België en Frankrijk de overheid de voornaamste emittent tussen 2008 en 2022. Dat kan toe te schrijven zijn aan de vroegtijdige toetreding van Duitsland en Nederland tot de markt van de groene obligaties (waarop de marktpartijen diverser zijn), maar ook aan de vastberadenheid van de Belgische en de Franse overheid om de milieu-uitdagingen aan te gaan en een vooraanstaande rol te spelen in de ontwikkeling van de markt van groene obligaties.

Met betrekking tot het aanhouden van die effecten zijn de Fransen in absolute cijfers de grootste houders van groene obligaties, gevolgd door de Duitsers, Nederlanders en Belgen. In Frankrijk lag het aangehouden bedrag in het tweede kwartaal van 2022 hoger dan € 111,7 miljard. In Duitsland en België bedroeg dat respectievelijk € 94,6 miljard en 9,4 miljard.

Tegelijkertijd steeg ook het aandeel van de groene effecten in het totale aantal obligaties per land. In 2021 was dat aandeel in Frankrijk hoger dan 3 %, terwijl het 2 % bedroeg in België. Hoewel het nog steeds achterblijft bij de andere landen, stijgt het aandeel van de groene obligaties snel in de portefeuille van de Belgische ingezetenen.

Bovendien stegen de aangehouden groene obligaties aanzienlijk in alle sectoren, maar deze tendens is in het bijzonder significant bij de sectoren die de meeste deelnemingen bezitten. Voorts zijn er specifieke nationale kenmerken. In België, Frankrijk en Nederland bezitten voornamelijk de pensioenfondsen en de verzekeringsondernemingen groene obligaties, terwijl in Duitsland de overgrote meerderheid van die obligaties in de portefeuilles van andere financiële ondernemingen zijn opgenomen.

In 2021, ten slotte, werd het totale volume van de in België uitgegeven groene obligaties voornamelijk verdeeld over houders die in andere Europese landen zijn gevestigd, namelijk in Frankrijk, Nederland, Duitsland en Luxemburg. De Belgische ingezetenen hielden in hun portefeuille 10 % van die obligaties aan.

Conclusie

Recent onderzoek bracht bepaalde elementen naar voren over de invloed van de transitie naar een koolstofarme economie op de financiële markten. Met name het vraagstuk over het bestaan van een greenium (een groene premie) op de beurs- en obligatiemarkten wordt uitvoerig behandeld in de literatuur. Meerdere studies voerden overtuigende argumenten aan voor het bestaan van een greenium op de groene activa. De grote variabiliteit die werd vastgesteld, verhindert echter om de resultaten te veralgemenen en benadrukt het belang van de te ontwikkelen onderzoeksthema’s. Het zou bijvoorbeeld interessant zijn om de stuwende krachten achter groene investeringen te begrijpen en na te gaan of die verband houden met de wens om de klimaatrisico’s te dekken of met veranderende voorkeuren.

Tegelijkertijd werd de afgelopen jaren in de Europese Unie en in België vooruitgang geboekt op het vlak van regelgeving voor duurzame financiering. Het doel is om de financiële stromen te herschikken naar groene activiteiten en ten gunste van een koolstofarme economie, en om tegelijk het vertrouwen van de beleggers in de onderliggende activa te vergroten (taxonomie, betrouwbare en vergelijkbare informatie, normen).

Door zich tot slot te concentreren op een activatype dat eenvoudig identificeerbaar is, zoals de groene obligaties, is het mogelijk om het verloop te analyseren van deze markt die de afgelopen jaren populairder is geworden. In België en de buurlanden is zowel de uitgifte als het bezit van groene obligaties toegenomen, wat wijst op een groeiende vraag en aanbod. Bovendien steeg ook de diversificatie van de emittenten en houders, net zoals het aandeel van deze activacategorie in de portefeuille van de beleggers, met name de verzekeringsondernemingen, pensioenfondsen en andere financiële ondernemingen.