De impact van COVID-19 op de wereldeconomie: Kunnen de opkomende economieën de motor aan de praat houden?

COVID-19 heeft ons leven en onze economieën ernstig verstoord. Nadat het coronavirus zich eerst vanuit China naar andere Oost-Aziatische economieën verspreidde en vervolgens Europa en de Verenigde Staten bereikte, werden de opkomende economieën (EME's) in Latijns-Amerika en Zuid-Azië het nieuwe epicentrum van de pandemie. Dit artikel geeft een overzicht van de recente economische ontwikkelingen in EME's, hun kwetsbaarheden, beleidsreacties en vooruitzichten op korte termijn. De nadruk ligt op de EME's die systeemrelevant zijn geweest voor de wereldeconomie en/of de economie van de eurozone: China, India, Brazilië, Rusland en Turkije. Tien jaar geleden slaagden de EME's erin de wereldwijde Grote Financiële Crisis (GFC) vrij goed te doorstaan en waren ze de motor van het daaropvolgende wereldwijde herstel. Worden de EME's deze keer opnieuw de locomotief van de wereldeconomie?

Het artikel besluit dat ondanks de meer dan gewoonlijke onzekerheid over de toekomstige groeipaden, EME's tijdens de COVID-19-crisis waarschijnlijk niet dezelfde ondersteunende rol voor de wereldeconomie zullen spelen als ten tijde van de GFC. Verschillende redenen liggen hiervan aan de basis.

Ten eerste is de COVID-19-crisis fundamenteel anders dan de GFC of andere grote crisissen. De door de pandemie veroorzaakte wereldwijde recessie wordt voorspeld de diepste sedert de Tweede Wereldoorlog te zijn en de meest gesynchroniseerde ooit. Met de belangrijke uitzondering van China zullen naar verwachting bijna alle grote EME's in 2020 een sterk negatieve groei doormaken, in tegenstelling tot 2009. Dit is het gecombineerde resultaat van de ernstige directe gevolgen die de verspreiding van het coronavirus en de ermee samenhangende inperkingsmaatregelen hebben gehad voor de economische activiteit in de EME's, alsook van de vele externe schokken die hen meer onrechtstreeks hebben getroffen. De pandemie heeft inderdaad een negatief effect gehad op de EME's als gevolg van de impact ervan op de wereldhandel, met inbegrip van de grondstoffenhandel en het toerisme, en de internationale financiële markten.

Ten tweede maken bepaalde structurele kenmerken van de EME's – waaronder zwakkere gezondheidszorgsystemen en relatief omvangrijke informele sectoren – het voor deze landen moeilijker om de pandemie onder controle te brengen en houden, en dragen zij bij tot de economische schade in landen als Brazilië en India, waar het coronavirus nog steeds hevig woedt. Zonder internationale steun zouden sommige landen ook moeite kunnen ondervinden om toegang te krijgen tot vaccins tegen COVID-19 en/of deze snel te verspreiden wanneer ze beschikbaar zijn.

Ten derde hadden de grote EME's al last van idiosyncratische stressfactoren, macro-economische kwetsbaarheden en een vertraging van de economische groei voordat de COVID-19-crisis toesloeg. Zo was Brazilië langzaam aan het herstellen van een diepe recessie in 2015-2016, en werd het land afgeremd door de onzekerheid over geplande hervormingen, terwijl Turkije nog maar net uit de recessie van 2018 was gekomen na een kapitaalvlucht en een scherpe waardevermindering van de Turkse lira. Als we China en India buiten beschouwing laten, was de procentuele bijdrage van EME's aan de economische groei in de wereld de afgelopen jaren eigenlijk aanzienlijk gedaald, in vergelijking met de hoge cijfers van na de GFC.

Ten vierde hebben de EME’s weliswaar anticyclische monetaire en fiscale stimuleringsmaatregelen genomen die hun beleidsreacties tijdens de GFC vaak overstijgen, maar blijft hun steun aan de economie globaal genomen vele malen kleiner dan de steunpakketten die de ontwikkelde economieën hebben ingevoerd. De voortdurende verslechtering van de begrotings- en externe posities, die nog verergerd wordt door de COVID-19-crisis, houdt in dat de al bescheiden beleidsruimte voor veel EME's nog verder afneemt. De EME's zullen voor hun herstel dan ook in grote mate afhankelijk zijn van de beleidsmaatregelen van de ontwikkelde economieën, met inbegrip van een hervatting van de vraag naar hun uitvoer en een voortzetting van een accommoderende beleidskoers door de centrale banken van de ontwikkelde economieën (bovenop multilaterale steunmaatregelen zoals IMF-leningen voor de meest kwetsbare EME’s). Zelfs China, dat zich voorlopig grotendeels op eigen kracht lijkt te herstellen van de crisis dankzij een door de staat geleide impuls aan de binnenlandse investeringen, heeft nog steeds de extra groei-stimulans van de externe vraag nodig om zijn herstel stevig te kunnen verankeren.

Tot slot en hoewel de zomerprognoses bij publicatie van dit artikel nog steeds uitgaan van een relatief snel herstel en een positieve bijdrage van de EME's aan de mondiale groei in 2021, is het onder controle brengen en houden van het virus een noodzakelijke voorwaarde om een dergelijk scenario te kunnen realiseren. Bovendien zullen de hoge en snel stijgende overheids- en bedrijfsschulden op een bepaald moment moeten worden afgebouwd, wat op de middellange termijn zal wegen op de groei