De enquête van het Eurosysteem naar het vermogen en de consumptie van de gezinnen (Household Finance and Consumption Survey)

Printversie (pdf - 38k)

Resultaten van de eerste golf

In 2008 besloot de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) een enquête naar het vermogen en de consumptie van de gezinnen (Household Finance and Consumption Survey, HFCS) in het eurogebied te houden. Daartoe werd een specifiek onderzoeksnetwerk (Household Finance and Consumption Network, HFCN) opgericht. Het is samengesteld uit onderzoekers, statistici en enquêtespecialisten van de ECB, de nationale centrale banken (NCB’s), bepaalde nationale statistische instituten, en externe consulenten. De Nationale Bank van België is verantwoordelijk voor de Belgische HFCS, via een nauwe samenwerking tussen de departementen Studiën en Algemene statistiek.

1.    Bestaansreden voor een HFCS van het Eurosysteem

De HFCS van het Eurosysteem is bedoeld om de beleidsanalyse van het Eurosysteem te ondersteunen, vooral op het gebied van monetair beleid en financiële stabiliteit. Gegevens die de heterogeniteit van de sector huishoudens omvatten, zoals die door de HFCS worden verstrekt, kunnen macrogegevens (voornamelijk nationale rekeningen) aanvullen met verdelingsgegevens (bijvoorbeeld over de asymmetrie in de vermogensverdeling). Als zodanig maken HFCS-gegevens het mogelijk het gedrag te analyseren van subgroepen van de huishoudens die van bijzonder belang zijn voor het beleid: bv. de laagste of hoogste inkomens- en vermogensdecielen, huishoudens met een overmatige schuldenlast, huishoudens met kredietbeperkingen. Bovendien worden gezinnen geconfronteerd met grote idiosyncratische schokken (bv. het verlies van een baan) en kunnen de reacties van verschillende types van gezinnen op schokken vrij sterk uiteenlopen, wat enkel aan de hand van microgegevens kan worden onderzocht. Vooral in België, waar microgegevens over vermogen schaars zijn, verschaft de HFCS heel wat nieuwe informatie.

2.    Inhoud van de HFCS

De HFCS verstrekt gedetailleerde gegevens op het niveau van de huishoudens over verschillende aspecten van hun financiële positie (reële en financiële activa en passiva) en daarmee verband houdende variabelen, waaronder het inkomen, de pensioenen, de werkgelegenheid, giften en consumptiemaatstaven. De HFCS verschaft representatieve gegevens per land, die op geharmoniseerde wijze werden verzameld in 15 lidstaten van het eurogebied (alle lidstaten behalve Ierland en Estland, die zullen deelnemen aan de tweede golf van de enquête) voor een staal van meer dan 62.000 huishoudens (2.364 in België). Om het totale vermogenspeil nauwkeurig vast te stellen, hebben de meeste landen (inclusief België) ook een relatief groot aantal rijke huishoudens in de steekproef opgenomen.

Het veldwerk- en referentiejaar van de enquête is 2010 voor de meeste landen (waaronder België). In sommige landen gingen de enquêtes wat vroeger of later van start, ten gevolge van de tijdschema’s van reeds bestaande enquêtes van dit type. Het HFCN beoogt de timing van het veldwerk voor de volgende fasen verder te synchroniseren. Na de verzameling van de brongegevens werd tijdrovend post-veldwerk uitgevoerd door de NCB’s en de ECB. De gegevens werden bewerkt (dat wil zeggen aangevuld met informatie uit andere bronnen, en gecorrigeerd voor inconsistenties) en ontbrekende waarden werden geïmputeerd. Bijgevolg zijn de definitieve gegevens pas eind december 2012 afgewerkt. Om die reden worden in dit verslag slechts de eerste resultaten beschreven.

3.    Eerste belangrijke resultaten

Er werden heel wat inspanningen geleverd om de cijfers vergelijkbaar te maken tussen de landen in het eurogebied. Niettemin moeten verschillen van land tot land behoedzaam worden geïnterpreteerd. Op 9 april worden uitkomsten op de website van de ECB gepubliceerd: een rapport met de belangrijkste resultaten uit de eerste golf, een methodologisch verslag en een reeks statistische tabellen. De belangrijkste bevindingen van de eerste golf omvatten:

op de actiefzijde:

  • grote verschillen tussen de landen wat het bezit van de eigen woonst betreft: hoge cijfers in zuidelijke landen en in Luxemburg en België (70 %);
  • een relatief lage deelneming in de meeste financiële activa (exclusief deposito's), behalve voor de rijkste huishoudens.

op de passiefzijde:

  • een relatief laag percentage van de huishoudens in het eurogebied heeft schulden (in vergelijking met de VS), maar er zijn grote verschillen van land tot land: België (45 %) sluit nauw aan bij het gemiddelde van het eurogebied (44 %);
  • huishoudens met schulden hebben een aanzienlijke schuldenlast; deze is vooral hoog in Cyprus, Spanje en Portugal, terwijl de Belgische indicatoren dichtbij die van het eurogebied als geheel liggen: de verhouding tussen schulden en activa (debt-asset ratio) van huishoudens met schulden bedraagt 18,2 % in België en 21,8 % in het eurogebied (tegen 41 % in de VS)

inzake het nettovermogen:

  • het vermogen is minder gelijk verdeeld dan het inkomen: in België bezitten de 10 % rijkste huishoudens 44 % van het totale nettovermogen en 36 % van het totale inkomen;
  • aanzienlijke verschillen in nettovermogen tussen de landen: het hoge nettovermogen van de Belgische huishoudens wordt bevestigd (zie hierna);
  • vastgoed en hypotheken spelen een sleutelrol.

Het vermogen van de gezinnen vertoont aanzienlijke verschillen tussen de eurolanden. Het mediaan nettovermogen van de huishoudens varieert van € 51.400 tot € 397.800. Het bedraagt € 109.200 in het eurogebied als geheel en € 206.200 in België. Het gemiddelde nettovermogen van de huishoudens ligt tussen € 79.700 en € 710.100. In het eurogebied beloopt het € 230.800 en in België € 338.600.

Tot de factoren waaraan de verschillen tussen de landen kunnen worden toegeschreven, behoren:

  • de kenmerken van de enquêtes (steekproeftrekking, mogelijke enquêtefouten);
  • de samenstelling van de huishoudens (grotere huishoudens met volwassenen bouwen meer vermogen op dan kleinere);
  • het bezit van de eigen woonst en het prijsverloop van woningen (vastgoed is de voornaamste vermogenscomponent van de huishoudens);
  • de hypotheekmarkten (bv. fiscale behandeling van leningen en rentelasten);
  • het inkomen (vermogen is een accumulatie van spaarmiddelen in de loop van de tijd);
  • erfenissen (accumulatie van vermogen van generatie op generatie).

Een combinatie van de diverse factoren is nodig om de verschillen te verklaren. Er is een complexe wisselwerking tussen vele factoren en dit eerste rapport beschouwt een aantal factoren enkel afzonderlijk. Er is dan ook meer (multivariaat) onderzoek nodig en dat wordt momenteel verricht.

Teneinde de HFCS-resultaten te bevestigen, kunnen de gegevens gedeeltelijk worden vergeleken met gegevens uit andere macrobronnen (nationale rekeningen en ramingen van de NCB's inzake bv. vastgoedvermogen) en met andere enquêtes (bv. SILC (Statistics on Income and Living Conditions), SHARE (Survey on Health, Ageing and Retirement in Europe)), in het besef dat de vergelijkbaarheid beperkt is als gevolg van verschillen inzake het begrip huishouden en de definitie van vermogen. In het algemeen vatten enquêtes reële activa beter dan financiële activa. In vergelijking met alternatieve bronnen, blijken de HFCS-resultaten voor België aannemelijk te zijn: ze dekken 94 % van het totale nettovermogen, zoals geschat op basis van macro-economische bronnen.

4.    De toekomst

Nu de gegevens beschikbaar zijn, worden onderzoeksprojecten gestart. Er zijn drie grote gezamenlijke HFCN-projecten (activaportefeuilles van de huishoudens; verdeling van de schulden van de huishoudens in de eurolanden; spaargedrag van huishoudens en kredietbeperkingen) en verscheidene individuele projecten. De NBB zal deelnemen aan een aantal van die projecten en zal in de toekomst papers en artikelen publiceren.

Tegelijkertijd wordt de tweede fase van de enquête voorbereid. Het veldwerk in de meeste landen zal plaatsvinden in 2014 (ook in België). Er werd een fine-tuning en een uitbreiding van de vragenlijst (bv. meer over consumptie) uitgevoerd en er zal een paneldimensie worden toegevoegd: een aantal (in de meeste landen zo veel als mogelijk) huishoudens zullen een tweede maal worden bevraagd.

Uit de eerste HFCS-rapporteringen blijkt dat er een rijkdom is aan gegevens. Er worden aanzienlijke verschillen tussen de landen en de groepen huishoudens opgetekend. Die rijkdom houdt perspectieven in voor een waardevolle analyse en onderzoek in de toekomst.