De Belgische ondernemingen tijdens de COVID-19-crisis

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van September 2021

De COVID-19-crisis heeft de omzetcijfers van een aanzienlijk deel van de bedrijven gedrukt. Één op de vier bedrijven liet echter goede resultaten optekenen.

Download het artikel Persbericht

Sinds 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

Midden maart 2020 kondigde de Belgische regering strenge lockdownmaatregelen aan om de eerste golf van de COVID-19-crisis in te dijken. Deze nooit eerder geziene situatie had zware gevolgen voor het bedrijfsleven, als gevolg van de strikte gezondheidsmaatregelen, sterk gewijzigde werkomstandigheden en verplichte opschortingen van bepaalde activiteiten. Het was een schok zonder weerga voor de ondernemingen.

In de periode van twaalf maanden tussen 1 april 2020 en 31 maart 2021 – in dit artikel de crisisperiode genoemd – liep de toegevoegde waarde van de sector van de niet-financiële ondernemingen terug met 8 % ten opzichte van 2019. Achter dat cijfer gaan echter zeer grote verschillen tussen de bedrijven schuil. Niet alle ondernemingen leden verlies, en in de bedrijven die dat wel deden, was het verlies niet overal van dezelfde omvang. Alhoewel men zich makkelijk kan voorstellen dat de situatie van hotels, kapsalons of culturele instellingen veel minder gunstig was dan die van farmaceutische ondernemingen, is het minder vanzelfsprekend dat binnen bepaalde activiteiten, zoals de horeca, sommige ondernemingen hun omzet drastisch zagen terugvallen, terwijl andere slechts een kleine terugval of zelfs een toegenomen activiteit lieten optekenen. Dit artikel beoogt de uiteenlopende individuele situaties van de bedrijven tijdens de epidemie aan te tonen.

Om een volledig beeld van de situatie op te maken gebruiken we de omzetcijfers uit de btw-aangiften van zo’n 470 000 niet-financiële ondernemingen. De zelfstandigen, de instellingen zonder winstoogmerk, de financiële ondernemingen en de overheidssector worden niet in aanmerking genomen. De populatie van ondernemingen bestrijkt de meeste bedrijfstakken van de economie, gaande van de landbouw tot de diensten aan personen, en omvat aldus ook de industrie, de bouwnijverheid, de handel en de diensten aan ondernemingen.

De situatie verschilt sterk van bedrijf tot bedrijf

Tijdens de crisisperiode zag 55 % van de ondernemingen hun omzet dalen ten opzichte van 2019. Hieruit zou overhaast kunnen worden geconcludeerd dat de crisis die ondernemingen in het rood heeft geduwd. Dat is niet het geval. Er kan immers worden aangenomen dat sommige van die ondernemingen hun verkoop ook hadden zien dalen indien 2020 een normaal jaar was geweest. Het is natuurlijk onmogelijk te weten wat er gebeurd zou zijn als de COVID-19-crisis niet had plaatsgevonden, maar de uitzonderlijke situatie van de crisis kan wel worden vergeleken met de situatie in een normaal jaar zonder grote schok.

In een normaal jaar laat doorgaans 45 % van de bedrijven een omzetdaling optekenen ten opzichte van het jaar voordien. Dat brengt ons bij een eerste vaststelling: het aandeel bedrijven dat een omzetdaling kende, nam toe van 45 % in een normale situatie tot 55 % tijdens de gezondheidscrisis. We kunnen daaruit besluiten dat ongeveer 10 % van de bedrijven die hun omzet zagen dalen in een normale situatie waarschijnlijk geen omzetverlies had geleden.

Op basis van een dergelijke vergelijking kan ook worden vastgesteld dat de crisis tot grotere verschillen in de resultaten van de ondernemingen heeft geleid dan in normale tijden. Voor een kwart van de bedrijven, de best presterende, waren die resultaten tijdens de COVID-19-crisis vergelijkbaar met de resultaten van de best presterende bedrijven tijdens een normaal jaar. Maar voor ongeveer drie kwart van de bedrijven waren de verkoopcijfers minder goed, met soms zeer aanzienlijke dalingen.

Voor een eenvoudige illustratie van de uiteenlopende situaties in de bedrijven kunnen we de ondernemingen rangschikken naargelang van hun resultaten en vijf type-ondernemingen selecteren: de zeer goed presterende onderneming, de goed presterende onderneming, de mediaanonderneming, de slecht presterende onderneming en de zeer slecht presterende onderneming. Zoals blijkt uit grafiek 1 zijn de resultaten van de goed presterende en de zeer goed presterende bedrijven, met een omzetstijging van respectievelijk 20 en 80 %, vergelijkbaar (of zelfs iets beter) dan die tijdens een referentiejaar. De resultaten van de andere type-ondernemingen daarentegen blijven achter op die van een normale periode. In het mediaanbedrijf nam de omzet met 4 % af, tegenover een stijging met 2 % tijdens de referentieperiode. De slecht presterende en de zeer slecht presterende ondernemingen lieten tijdens de crisisperiode omzetverliezen optekenen van respectievelijk 33 % en 66 %, tegenover verliezen van 13 % en 42 % tijdens de referentieperiode, wat een extra daling inhoudt van meer dan 20 procentpunten.

Een vergelijking met een vorige crisisperiode bevestigt die vaststelling. De COVID-19-crisis heeft een sterkere impact gehad op een groter deel van de ondernemingen dan de financiële crisis van 2008-2009.

Profiel van de zwaarst getroffen ondernemingen

De economische gevolgen waren het grootst tijdens de eerste besmettingsgolf. De resultaten in het eerste kwartaal van 2021 bleven sterk uiteenlopen: meer dan een kwart van de bedrijven verkeerde nog steeds in moeilijkheden, terwijl de zeer goed presterende bedrijven mooie resultaten boekten. Het zal geen verbazing wekken dat de branches horeca, kunst, amusement en recreatie, en diensten aan personen de minst goede resultaten lieten optekenen en dat de bedrijven uit de subsectoren die de strengste activiteitsbeperkingen opgelegd kregen het zwaarst te lijden hadden. Geschat wordt dat elke dag activiteitsbeperking de omzet met gemiddeld 0,26 % deed afnemen.

Terwijl de bedrijfstak een belangrijke verklarende factor voor de resultaten was, speelde de ondernemingsgrootte een kleinere rol. De kleine en grote ondernemingen lieten een zeer vergelijkbare mediane verandering in omzet optekenen. Er is echter een grotere spreiding in de prestaties van de kleine bedrijven, wat erop wijst dat van de bedrijven die negatief werden beïnvloed, de kmo’s zwaarder werden getroffen dan de grote bedrijven. Net als de ondernemingsgrootte had de geografische dimensie weinig invloed op de prestaties van de ondernemingen: er werd immers weinig verschil vastgesteld tussen de gewesten, provincies of arrondissementen. Dit resultaat is niet echt verrassend, aangezien de gezondheidscrisis alle bedrijven in het land heeft getroffen en de maatregelen vaak op nationaal niveau werden genomen. Het Brussels gewest is enigszins specifiek, met resultaten die licht achterblijven op die van de rest van het land en met grotere verschillen tussen de bedrijven.

Ongeacht de eigen bedrijfstak werden de bedrijven getroffen door een wijziging in de vraag van hun klanten of door eventuele bevoorradingsproblemen bij hun leveranciers. Denk bijvoorbeeld aan een restaurant dat moest sluiten. In welke mate heeft de sluiting van dit restaurant gevolgen gehad voor zijn leveranciers of klanten? Over het algemeen wordt vastgesteld dat bedrijven een deel van de schok die hun leveranciers of afnemers ondervonden, te verwerken kregen. Concreet zag een bedrijf waarvan de klanten een omzetdaling met 10 % lieten optekenen, zijn omzet met ongeveer 5 % dalen. Deze effecten zijn aanzienlijk en tonen aan dat een schok kan uitdijen tot alle bedrijfstakken, zelfs die waarin de activiteit nooit werd beperkt (zoals de grootdistributie of de landbouw). Een onderneming die ontsnapte aan de activiteitsbeperkingen kan dus indirect, via haar leveranciers of klanten, schokken hebben ondergaan. En als uiteindelijk niet alle ondernemingen negatieve gevolgen hebben ondervonden, dan is dat omdat sommige clusters goed gevrijwaard zijn gebleven, met name die waarin ondernemingen hun verkoop zagen stijgen.

Al deze verklarende factoren zijn significant en hun effecten zijn kwantitatief belangrijk. Niettemin blijkt uit onze analyse dat een groot deel van de resultaten van de ondernemingen onverklaard blijft. Er kan daarom worden gesteld dat sommige ondernemingen beter hebben gereageerd of zich beter hebben aangepast dan andere die dezelfde economische en geografische kenmerken hebben.

Gevolgen voor de gezondheid van het bedrijf

In het algemeen hebben de ondernemingen hun aankopen van inputs aangepast, dat zijn de goederen en diensten die zij van andere ondernemingen kopen en bij hun productie voor verkoop gebruiken. Deze aanpassing bleef echter zeer onvolledig. Ze hebben ook hun loonsom gedrukt, met name door hun toevlucht te nemen tot tijdelijke werkloosheid. Dit mechanisme stelde de ondernemingen in staat de loonkosten te verminderen zonder noodzakelijkerwijs personeel te hoeven ontslaan. 

Als we de ontwikkeling van de omzet vergelijken met die van de variabele kosten, die de aankoop van inputs en de betaalde lonen omvatten, wordt opnieuw een sterk uiteenlopend beeld bekomen. 48 % van de ondernemingen liet groene cijfers optekenen, met een verkoop die tijdens de crisisperiode meer steeg dan hun variabele kosten. 36 % van de ondernemingen daarentegen bevond zich in de oranje zone, aangezien ze ondanks een sterkere stijging van de variabele kosten toch een positieve marge behielden. 16 % van de ondernemingen ten slotte stond in het rood, met een meer dan evenredige stijging van de variabele kosten en een negatieve marge aan het einde van de crisisperiode. Een aanzienlijk deel van de ondernemingen bevindt zich bijgevolg in een moeilijke situatie.

Wat het economisch beleid betreft, pleit de verscheidenheid van situaties voor gerichte en specifieke steun. Op het hoogtepunt van de crisis, tijdens de eerste golf van de epidemie, was het volledig gerechtvaardigd massaal en onvoorwaardelijk steun te verlenen aan alle bedrijven. De drastische maatregelen die tijdens de eerste lockdown werden genomen, hebben bijna de gehele economie lamgelegd en het economische weefsel moest koste wat het kost worden gevrijwaard. Vandaag zijn de maatregelen veel specifieker en zijn er voor de meeste ondernemingen vrijwel geen beperkingen meer op de ontwikkeling van hun activiteiten. Andere bedrijven hebben het echter nog steeds moeilijk, vooral die waar contacten tussen personen de kern van het bedrijfsmodel vormen. Nu nieuwe besmettingsgolven niet kunnen worden uitgesloten, is het van belang de beschikbare middelen zo goed mogelijk aan te wenden door de steunmaatregelen te richten op de zwaarst getroffen bedrijven.