De Belgische economie vertraagt de komende jaren geleidelijk en het begrotingstekort loopt sterk op

Brussel, 16 december 2019 – De groei van de economische bedrijvigheid in België loopt de komende drie jaar terug van 1,3 % in 2019 tot 1 % in 2022. Het gunstige verloop van de koopkracht per Belg, die vooral dankzij de aantrekkende loongroei tegen 2022 5 % hoger zal liggen, zorgt voor een vrij sterk toenemende gezinsconsumptie. Het uitbreidingstempo van de bedrijfsinvesteringen valt evenwel terug en de netto-uitvoer remt de groei over de hele projectieperiode af. De toenemende lonen leiden ook tot een gestaag oplopende kerninflatie, tot 1,8 % in 2022. Het begrotingstekort verslechtert de komende jaren sterk en er zijn aanzienlijke inspanningen nodig om een structureel begrotingsevenwicht te bereiken.

De Belgische economie bleek in 2019 duidelijk robuuster dan het gemiddelde in het eurogebied. Tegen een achtergrond van handelsconflicten, een slabakkende industrie en een sterk toegenomen (beleids)onzekerheid, zou de bbp-groei dit jaar nog op 1,3 % uitkomen en slechts geleidelijk teruglopen tot 1 % in 2022. Deze groeiramingen zijn nauwelijks herzien in vergelijking met de voorjaarsprognoses. De impact van de minder gunstige externe omgeving wordt immers ruwweg gecompenseerd door de wat sterker dan verwachte recente groei en de iets opwaarts herziene overheidsbestedingen.

De particuliere consumptie trekt al in de loop van 2019 sterk aan onder impuls van de stijgende koopkracht, maar kan over de projectiehorizon de matigere groei van de bedrijfsinvesteringen niet volledig compenseren. Bovendien blijft de groeibijdrage van de netto-uitvoer negatief: volgens de gemeenschappelijke assumpties van het Eurosysteem zouden de voor België relevante uitvoermarkten wel aantrekken, maar de uitvoergroei wordt afgeremd door een verder verlies aan marktaandelen.

In de periode van 2019 tot 2022 worden zowat 170 000 extra arbeidsplaatsen gecreëerd. De dynamiek op de arbeidsmarkt zwakt de komende jaren geleidelijk af door de afkoelende bbp-groei en de toenemende loonkostendruk, maar ook door de blijvende krapte op sommige segmenten van de arbeidsmarkt. De bedrijvigheid zal weliswaar gaandeweg meer worden ondersteund door productiviteitsstijgingen. De geharmoniseerde werkloosheidsgraad bevindt zich op een historisch laag peil en zal de komende jaren stabiliseren, aangezien de verdere stijging van de beroepsbevolking ongeveer gelijke tred houdt met de banencreatie.

De onderliggende inflatie neemt gestaag toe richting 1,8 % onder invloed van de aantrekkende loonkosten. In het verleden bleek reeds vaker dat de Belgische bedrijven de toegenomen kosten deels opvingen in hun marge(groei). In dat verband geven de huidige projecties aan dat de marges de komende jaren vrij stabiel zullen blijven en dat de lonen met enige vertraging doorberekend worden in de prijzen. De totale inflatie wordt in toenemende mate gedreven door de onderliggende inflatie, terwijl de energieprijzen tijdens de projectieperiode nauwelijks een rol spelen.

Het begrotingstekort bij ongewijzigd beleid zal ondanks de verder dalende rentelasten sterk verslechteren en oplopen tot 2,8 % bbp in 2022. Dat is het gevolg van de teruglopende overheidsontvangsten, maar vooral van de duidelijk toenemende primaire uitgaven, met name door de vergrijzing van de bevolking. De overheidsschuld zou tegen 2022 dan ook oplopen tot 100,5 % bbp.

 

2018

2019r

2020r

2021r

2022r

GROEI (voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)

 

 

 

 

 

Bbp naar volume

1,5

1,3

1,2

1,1

1,0

Bijdragen tot de groei:

 

 

 

 

 

- Binnenlandse bestedingen, ongerekend voorraadwijziging

1,9

2,0

1,7

1,5

1,3

- Netto-uitvoer van goederen en diensten

-0,7

-0,2

-0,4

-0,4

-0,3

- Voorraadwijziging

0,3

-0,5

0,0

0,0

0,0

 

 

 

 

 

 

PRIJZEN EN KOSTEN

 

 

 

 

 

Geharmoniseerde consumptieprijsindex

2,3

1,3

1,3

1,5

1,7

Gezondheidsindex

1,8

1,5

1,3

1,6

1,7

Onderliggende inflatie

1,3

1,5

1,5

1,7

1,8

Bbp-deflator

1,5

1,6

1,5

1,6

1,6

Ruilvoet

-1,0

-0,2

0,2

0,2

0,1

Loonkosten per eenheid product in de private sector1

0,8

2,4

0,8

1,5

1,9

Uurloonkosten in de private sector1

1,5

2,4

1,2

2,1

2,5

Productiviteit per arbeidsuur in de private sector

0,6

0,0

0,5

0,6

0,6

 

 

 

 

 

 

ARBEIDSMARKT

 

 

 

 

 

Binnenlandse werkgelegenheid (gemiddelde jaar-op-jaar verandering, in duizenden personen)

65,7

67,2

47,0

30,4

24,8

Totaal arbeidsvolume2

0,9

1,3

0,8

0,5

0,5

Geharmoniseerde werkloosheidsgraad (in % van de beroepsbevolking van 15 jaar of ouder)

6,0

5,5

5,4

5,4

5,4

 

 

 

 

 

 

INKOMENS

 

 

 

 

 

Reëel beschikbaar inkomen van de particulieren

1,3

2,7

1,5

1,4

1,2

Spaarquote van de particulieren (in % van het beschikbaar inkomen)

11,9

13,2

12,8

12,8

12,6

 

 

 

 

 

 

OVERHEIDSFINANCIEN

 

 

 

 

 

Primair saldo (in % bbp)

1,4

0,3

-0,4

-0,9

-1,2

Financieringssaldo (in % bbp)

-0,7

-1,6

-2,1

-2,6

-2,8

Overheidsschuld (in % bbp)

100,0

99,1

99,2

99,8

100,5

 

 

 

 

 

 

LOPENDE REKENING

(volgens de betalingsbalans, in % bbp)

-1,0

-1,4

-2,0

-2,1

-2,3

Bronnen: EC, INR, Statbel, NBB.

(1) Inclusief de loonsubsidies (hoofdzakelijk de verminderingen van de bedrijfsvoorheffing) en de gerichte verlagingen van de werkgeversbijdragen.

(2) Totaal aantal gewerkte uren in de economie.