De Belgische economie in de nasleep van de COVID-19-schok

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van September 2021

De COVID-19-pandemie heeft de Belgische economie zwaar en op een nooit eerder geziene manier getroffen in vergelijking met voorgaande crisissen. Het herstel was spectaculair, maar de crisis zal blijvend sporen nalaten doordat ze bepaalde tendensen in de economie heeft versneld.

Download het artikel Persbericht

Sinds 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

De COVID-19 crisis heeft de economische bedrijvigheid een forse klap toegebracht, terwijl de arbeidsmarkt  gespaard bleef.

De COVID-19-pandemie en de ermee gepaard gaande gezondheidsmaatregelen hebben de Belgische economie hard getroffen. De initiële daling van de bedrijvigheid als gevolg van COVID-19 is aanzienlijk groter dan die welke tijdens de financiële crisis van 2008-2009 werd waargenomen. De twee crises verschillen aanzienlijk van elkaar. In tegenstelling tot de financiële crisis van 2008-2009 werd de COVID-19-crisis immers door een zuiver exogene schok veroorzaakt. De impact van de recessie van 2020 was weliswaar hard, maar het herstel dat erop volgde verliep even snel als sterk dankzij steunmaatregelen van de overheid alsook door de aard van de schok zelf.

Bovendien hebben de consumptie van de huishoudens en de particuliere investeringen zich in 2020-2021 verschillend gedragen. De particuliere investeringen hadden te lijden onder een grotere initiële schok maar kenden  een zeer dynamisch herstel. De consumptie van de huishoudens evolueerde naar gelang van de beperkende maatregelen, waardoor ze voor langere tijd werd geïmpacteerd. De consumptie werd dus getroffen door sterkere dalingen in het tweede en vierde kwartaal van 2020, gezien de lockdownmaatregelen er over het algemeen strenger waren. De gezondheidsmaatregelen hebben dus een directe impact op de Belgische groei, vooral door de verminderde mobiliteit. De zogeheten vrijwillige veranderingen in de mobiliteit, zoals het vermijden van bepaalde verplaatsingen uit angst voor besmetting, lijken ook een rol te hebben gespeeld, hoewel hun bijdrage aan de groei beperkt is gebleven.

De arbeidsmarkt kende tot dusver weinig banenverlies en hervond snel een positieve dynamiek. Toch kan er niet worden voorbijgegaan aan het risico op een stijging van faillissementen of ontslagen eens de steunmaatregelen van de overheid zullen wegvallen. Het effect is sterker voor werknemers in loondienst, vooral in bepaalde sectoren die het zwaarst werden getroffen door de beperkende maatregelen (horeca, diensten, culturele sector). In al deze sectoren werken vaker werknemers met een lager opleidingsniveau, waarvan de kansen om  een nieuwe baan te vinden of zich om te scholen kleiner zijn. In tegenstelling tot wat bij eerdere economische crises kon worden waargenomen, hebben de industrie en de bouw de huidige gezondheidscrisis wel goed doorstaan. Het aantal zelfstandigen is blijven toenemen, deels als gevolg van de toegekende steun, waardoor de uittredingen uit het statuut werden beperkt, maar ook als gevolg van de structuur van de zelfstandige werkgelegenheid in België, die een groter aantal leidinggevende en vrije beroepen (welke van nature minder conjunctuurgevoelig zijn) omvat.

Asymmetrie is een kenmerk van de COVID-19-crisis

De asymmetrie wordt in het bijzonder duidelijk wanneer de toegevoegde waarde per  bedrijfstak wordt geanalyseerd. De verwerkende nijverheid en de bouw zijn over het algemeen meer conjunctuurgevoelige bedrijfstakken, maar in het geval van de COVID-19-crisis werden de diensten in het algemeen zwaarder getroffen. Nadat ze in het tweede kwartaal van 2020 hard werden getroffen, hebben de verwerkende nijverheid en de bouw een bijzonder sterke opleving van de bedrijvigheid gekend, deels dankzij de invoering van gezondheidsprotocollen. Toch is er zelfs binnen de dienstensector een zeer duidelijke heterogeniteit en lieten sommige sectoren – waar intermenselijke contacten centraal staan, zoals de horeca of niet-medische contactberoepen – een sterke daling van de toegevoegde waarde optekenen.

Bovendien is de impact van de crisis asymmetrisch voor de huishoudens en de individuen. Uit een geaggregeerd oogpunt is het effect op het beschikbaar inkomen van de huishoudens nihil, in tegenstelling tot wat sommigen hadden verwacht. De samenstelling van dit inkomen is evenwel gewijzigd (in de richting van een groter aandeel van de vervangingsinkomsten) en de geaggregeerde cijfers verbergen zeer heterogene effecten, met inkomensverliezen voor groepen die zich al in een precaire situatie bevinden, over weinig spaargeld beschikken of geen toegang hebben tot sociale zekerheid. Dit heeft geleid tot een duidelijke toename van het aantal aanvragen voor bijstand bij de OCMW's, met name wat betreft andere vormen van hulpverlening zoals voedselhulp en schuldbemiddeling.

De COVID-19-crisis zal blijvende sporen nalaten en zal vooral  de reeds bestaande tendensen nog versterken.

De COVID-19-pandemie heeft de economie in 2020 zwaar getroffen, maar de gevolgen ervan blijven niet beperkt tot kortetermijneffecten op de bedrijvigheid, werkgelegenheid of inkomens. De langetermijngevolgen van de COVID-19-crisis lijken eerder kwalitatief dan kwantitatief te zijn. Op kwantitatief vlak is het effect van de crisis in termen van koopkracht, bedrijfsfaillissementen en werkloosheid (abstractie makend van langdurige werklozen) beperkt gebleven. Bovendien kende de oprichting van ondernemingen sinds begin 2021 een relatief dynamische groei, wat het netwerk van in België gevestigde ondernemingen versterkt. Bijgevolg zullen, gemiddeld genomen, de financiële verliezen voor zowel huishoudens als bedrijven niet zo groot zijn dan wat de daling van het bbp met 6,3 %in principe doet vermoeden. Daarentegen zullen enkele kwalitatieve veranderingen waarschijnlijk permanent zijn. Het gaat hier grotendeels om een versnelling van trends die al vóór de crisis aanwezig waren.

De digitalisering van de economie is aanzienlijk versneld. In het kader de enquête van 2020 van Europese Investeringsbank (EIB)  met betrekking tot de investeringen van ondernemingen vermeldde tweederde van de respondenten een toegenomen gebruik van digitale technologieën als het belangrijkste langetermijneffect van de COVID-19-pandemie op hun investeringen. Tal van bedrijven, vooral de grotere, hebben tijdens de COVID-19-crisis hun investeringen in digitale technologieën opgedreven, voornamelijk omdat de fysieke interacties bij de verkoop van een product verboden of beperkt waren, of gewoon minder gevraagd werden door sommige klanten. De voorkeur ging dus uit naar dit type van investeringen ten nadele van andere materiële investeringen, zoals deze voor kantoorruimte of mobiliteit. Naar verwachting zal de e-commerce zich als extra verkoopkanaal vestigen. Het aantal bedrijven dat verwacht via online marktplaatsen te verkopen en dat voorziet om via een webapplicatie te verkopen, zal naar verwachting respectievelijk verdubbelen en vervijfvoudigen. Uit de enquêtegegevens blijkt dat deze kanalen eerder bedoeld zijn als aanvulling op de fysieke verkoop dan als vervanging ervan.

Het toegenomen gebruik van digitale technologieën leidt ook tot een grotere vraag naar ICT-profielen (informatie- en communicatietechnologie), en dat in combinatie met de aanwervingsproblemen die al vóór de gezondheidscrisis werden vastgesteld. Ook de organisatie van het werk binnen de ondernemingen zal in belangrijke mate worden herzien, met name omwille van de veralgemeende toename van telewerk en de wil om in de toekomst een hybride werksysteem in te voeren. Deze technologische veranderingen hebben echter niet dezelfde impact op de hele bevolking. In de toekomst zal er dan ook meer vraag zijn naar hooggeschoolde werknemers en zullen de mogelijkheden voor telewerk ook meer aangepast zijn aan dit type van functies. De verwerving van digitale vaardigheden in de initiële en permanente opleiding zal steeds belangrijker worden. De crisis heeft ook gevolgen gehad voor de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt, met een groter risico op baanverlies dan in een ‘klassieke’ economische crisis, terwijl ze ook oververtegenwoordigd waren in functies die tijdens de gezondheidscrisis als essentieel werden beschouwd. Zij hebben ook vaker loopbaanonderbrekingen genomen om voor hun kinderen te zorgen tijdens de lockdownperiodes, en maakten het meest gebruik van telewerk. Deze veranderingen vormen zowel een risico als een kans voor vrouwen.

De door de COVID-19-pandemie teweeggebrachte of versnelde gedragsveranderingen ook gevolgen voor de vastgoedmarkt. Vooral het toegenomen telewerk zou een aanzienlijke impact kunnen hebben op zowel de residentiële als de commerciële vastgoedmarkt. In 2020 werd er een stijging van de woningprijzen vastgesteld, hoewel die vergelijkbaar blijft met de trend in de buurlanden. De prijsstijging is gedeeltelijk te wijten aan een wijziging van de gezochte kenmerken voor de woningen. Op de commerciële vastgoedmarkt blijkt de evolutie van de vraag asymmetrisch te zijn en verschillen de prijsverwachtingen naar gelang van de bedrijfstak. Zo is er bijvoorbeeld sprake van neerwaartse druk in de detailhandel en opwaartse druk in de logistieke sector.