De Belgische buitenlandse handel: tussen herstel van het concurrentievermogen en neoprotectionisme

De welvaart van België berust, ten dele, op zijn vermogen om handel te drijven met de rest van de wereld. In het licht van de recente ontwikkelingen, die werden gekenmerkt door de heropleving van de onzekerheden en internationale handelsspanningen, blijkt het derhalve belangrijk te kunnen analyseren welke koers België tegen die achtergrond heeft gevolgd en of het land daarop voldoende voorbereid was.

Sinds de crisis hebben diepgaande veranderingen de dynamiek van de internationale handel verstoord. Met name de intensivering van de waardeketens voor de productie lijkt tot stilstand te zijn gekomen. In plaats van een demondialiseringsverschijnsel te weerspiegelen, lijkt dat veeleer te wijzen op een transformatie van de manier waarop de handel is georganiseerd (re/near-shoring). Voorts veroorzaakte een nieuwe configuratie van de voornaamste partijen in de internationale handel een verschuiving van het geografische zwaartepunt van de handel naar nieuwe opkomende Aziatische centra. De algemene tendens tot verlaging van de tarieven werd bovendien onderbroken ten gunste van het nemen van protectionistische beleidsmaatregelen. Sinds 2018 waren twee markante feiten tekenend voor een dergelijke verschuiving : enerzijds de door de regering-Trump ingezette handelsoorlog, die zich hoofdzakelijk tegen China richt, en anderzijds de toekomstige, nog onbepaalde gevolgen van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Wereldwijd waren al negatieve effecten zichtbaar, met de daling van de mondiale handelsstromen en een klimaat van onzekerheid dat de markten en de investeringsprojecten aantastte. Zo is het voor de exporteurs moeilijker geworden zich een helder beeld te vormen van de te verwachten winstgevendheid van hun activiteiten.

In deze context is het, gezien de relatief kleine omvang van zijn binnenlandse economie en de beperkte grondstoffen waarover het beschikt, die België de facto verplicht handel te drijven met de rest van de wereld, belangrijk om zijn exportprestaties te analyseren. Sinds het begin van het decennium blijken zij echter achter te blijven dan het gemiddelde verloop die in drie van zijn buurlanden en voornaamste handelspartners is waargenomen. Bovendien wordt het verlies aan marktaandelen op het vlak van de uitvoer verder opgetekend, een tendens die slechts gedeeltelijk kon worden opgevangen door  het loonmatigingsbeleid van de afgelopen jaren, dat onder meer werd gevoerd om het kostenconcurrentievermogen van België te versterken.

De analyse van micro-economische gegevens maakt het mogelijk de uitvoergroei uit te splitsen voor de handelstransacties die de bedrijven hebben verricht. Uit die oefening blijkt dat tijdens de meest recente periode (2015-2018) de versteviging van de bestaande relaties van essentieel belang bleef voor de uitvoer, maar dat tegelijkertijd het weefsel van de Belgische uitvoer zich lijkt te hebben vernieuwd. Meer bepaald voor de Amerikaanse markt waren het vooral de reeds gevestigde relaties die het verloop van de uitvoer naar die bestemming hebben beïnvloed, waaruit blijkt hoe moeilijk het is om verder afgelegen economieën te dringen en te bedienen. Op de Britse markt zijn, tot dusver, geen massale uittredingen van Belgische exporteurs merkbaar, ondanks de onzekerheid die ontstond na de stemming ten gunste van de brexit.

Om hun weerbaarheid in de huidige en toekomstige omgeving te waarborgen, zullen alle Belgische economische subjecten noodzakelijkerwijs in staat moeten zijn zich aan te passen. Het vraagstuk van de protectionistische wending blijft immers niet beperkt tot de buitenlandse handel alleen, aangezien een groot deel van het binnenlandse weefsel ermee samenhangt. De in het buitenland actieve ondernemingen moeten erop toezien dat ze hun kosten kunnen bijsturen om te reageren op mogelijke schokken. Ze zullen zich evenwel ook moeten richten op groeimarkten alsook op hoogtechnologische nichesegmenten teneinde hun marktaandeel in het buitenland te behouden en te vergroten. De Belgische overheid kan hen daarbij helpen, onder meer via een gunstig regelgevend kader, een vlotte allocatie van middelen, meer initiatieven om de ondernemerscultuur en het nemen van risico's te stimuleren, en het in stand houden van een infrastructuur van goede kwaliteit om de aantrekkingskracht van België als eersterangscentrum op het Europese continent te behouden.