CO2-uitstoot en het onderbenutte potentieel van verschuiving van activiteiten - Lessen uit het EU ETS

Artikel gepubliceerd in het Economisch tijdschrift van 2022

De Europese verwerkende industrie verlaagt haar CO2-uitstoot slechts in beperkte mate. Voor toekomstige verminderingen zal er ook naar een verschuiving van economische activiteit moeten worden gekeken.

Download het artikel Persbericht

Sinds 2019 wordt de volledige versie van de artikels van het Economisch Tijdschrift in het Engels gepubliceerd, met een digest in het Nederlands en het Frans.

Digest

Op basis van de CO2-uitstootgegevens stellen we vast dat, in tegenstelling tot de elektriciteitssector, de Europese verwerkende industrie haar emissies de afgelopen jaren nog niet aanzienlijk heeft verminderd. Het "Fit for 55"-maatregelenpakket van de EU bevat nochtans ambitieuze doelstellingen voor het verminderen van de CO2-uitstoot tegen 2030. Voor toekomstige emissiereducties zullen we daarom niet enkel een beroep moeten doen op innovatie, maar ook op technologische “catching-up” en een verschuiving van economische activiteit naar de meest CO2-efficiënte bedrijven. Een beperkte herverdeling van activiteiten binnen een sector en weg van de meest emissie-intensieve bedrijven kan leiden tot substantiële uitstootverminderingen. Een stijgende CO2-prijs zal niet enkel innovatie maar ook deze verschuiving stimuleren, vermits bij hogere CO2-prijzen sommige industriële bedrijven verlieslatend kunnen worden.

Het systeem voor de handel in CO2-uitstootrechten binnen de EU (het EU ETS, ingevoerd in 2005) is een ambitieuze poging om economische groei te verzoenen met de vermindering van de CO2-uitstoot van grote bedrijven in zowel de verwerkende industrie als de elektriciteitssector. Het EU ETS werkt als een "cap‑and‑trade"‑systeem waarbij industriële installaties kunnen gebruikmaken van de handel in CO2-uitstootrechten ter compensatie van emissies boven of onder een bepaalde drempel van gratis toegewezen rechten. De derde fase van het EU ETS eindigde in 2020, met als doel de emissies in het hele systeem met 21 % te verlagen (t.o.v. 2005). De werkelijke uitstoot bleef ver onder het gestelde doel (Figuur 1, links). Voor de volgende fase (tot 2030) zal het emissieplafond verder worden verlaagd tot ‑43 % (t.o.v. 2005). Mogelijk zal deze doelstelling nog worden aangescherpt in overeenstemming met het "Fit for 55"-maatregelenpakket dat de Europese Commissie in 2021 voorstelde.

ecotijdii - art6 - gr1

Als we de EU ETS-emissies in detail analyseren, zien we dat vooral de elektriciteitssector zijn uitstoot heeft verlaagd (Figuur 1, rechts). Het gebruik van hernieuwbare energiebronnen is inderdaad aanzienlijk toegenomen en het gebruik van steenkool voor de opwekking van elektriciteit werd geleidelijk afgebouwd. De verwerkende industrie heeft haar emissies in het decennium vóór de COVID-19-crisis echter niet substantieel verminderd. Dit geldt zowel voor de EU in haar geheel als voor België. Een mogelijke reden hiervoor is dat er voor de verwerkende industrie onzekerheid bestaat over de vraag welke technologieën moeten worden toegepast en wat hun werkelijk potentieel voor CO2-reductie is. Het toekomstige pad voor de verdere vergroening van de elektriciteitssector is daarentegen enigszins duidelijk.

De vermindering van de industriële uitstoot van het afgelopen decennium was dus mogelijk het “low hanging fruit”. Om de ambitieuze "Fit for 55"-doelstellingen te halen zal dus niet enkel de elektriciteitssector verder moeten decarboniseren. De verwerkende industrie zal ook een begin moeten maken met haar diepgaande decarbonisatie. Om de algehele uitstoot terug te dringen, kunnen bedrijven ernaar streven CO2-efficiënter te worden of kunnen de slechtst presterende bedrijven krimpen en de markt overlaten aan CO2-efficiëntere bedrijven. Deze concepten van innovatie versus verschuiving of reallocatie zijn welbekend om hun bijdrage aan de totale productiviteitsgroei. In het debat rond decarbonisatie van de economie gaat de aandacht echter vooral uit naar nieuwe technologieën in plaats van ook het potentieel van de bestaande technologieën ten volle te benutten.

We analyseren ook de onderliggende drijfveren van veranderingen van de emissie-intensiteit in de verwerkende industrie en vinden dat in het verleden de productie niet is verschoven naar de meest CO2-efficiënte bedrijven. De bijdrage van innovatie was gemengd. Zij was positief voor bijvoorbeeld de chemische industrie, maar negatief voor de metaalindustrie. De groei van bedrijven ging echter wel hand in hand met een verbetering van CO2-efficiëntie.

ecotijdii_art6 - im2

Wat de herverdeling of verschuiving van activiteiten betreft, stellen we vast dat de emissie-intensiteit zeer ongelijk verdeeld is over bedrijven binnen eenzelfde sector van de verwerkende industrie. Voor de meeste sectoren geldt dat een beperkt aantal bedrijven met een relatief slechte emissie-efficiëntie een groot deel van de emissies voor zijn rekening neemt (Figuur 2). Dit impliceert dat er een enorm onaangeroerd potentieel is voor een technologische “catching-up” en een herverdeling van activiteiten tussen bedrijven om de totale uitstoot te verlagen. Een beperkte verschuiving weg van de meest CO2-intensieve bedrijven kan resulteren in een totale emissiereductie van ongeveer 40 %. Een stijgende koolstofprijs zal dit herverdelingsproces aanzwengelen, aangezien sommige bedrijven hierdoor het risico lopen op een negatieve cashflow. Deze koolstofprijsgedreven herverdeling zal echter niet noodzakelijk de meest optimale verschuiving zijn om de emissies te verminderen. De reden hiervoor is dat de minst winstgevende bedrijven niet altijd de minst CO2-efficiënte zijn. Dit betekent dat er een bredere mix van beleidsmaatregelen nodig zal zijn om de verwerkende industrie tijdig koolstofarm te maken. Het bredere gebruik van CO2-prijzen zou daarom gepaard kunnen gaan met koolstofefficiëntiedoelstellingen om ervoor te zorgen dat zeer winstgevende sectoren of bedrijven met een lage efficiëntie ook een stimulans krijgen om hun activiteiten te vergroenen en dat de productie wordt overgeheveld naar de bedrijven met de minste uitstoot.