Methodologische toelichtingen

De leningen waar de enquête op doelt, zijn die welke zijn toegekend aan ingezetenen van het eurogebied door binnenlandse vestigingen, waaronder leningen of kredietlijnen aan niet-financiële ondernemingen, leningen aan huishoudens voor woningfinanciering en consumptiekredieten en andere leningen aan huishoudens. De gebruikte definitie van leningen is die welke is opgenomen in Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (Herschikking) (ECB/2008/32). Interbancaire leningen vallen daar echter buiten. Op basis van deze definitie dienen door een MFI toegekende financiële (doch geen operationele) leaseovereenkomsten te worden geregistreerd als leningen. In het kader van deze enquête dient factoring, indien daarin door een MFI wordt voorzien, eveneens als lening te worden behandeld. Financiële leaseovereenkomsten en factoring aangeboden door niet-MFI's, dienen niet te worden meegenomen.

De leencriteria zijn de interne richtlijnen of maatstaven die het kredietverleningbeleid van een bank weerspiegelen. Zij vormen de op schrift gestelde en ongeschreven criteria, of andere handelingswijzen die verband houden met dit beleid, die vastleggen welk type leningen de bank wenselijk en onwenselijk acht, waar de geografische prioriteiten liggen, welk onderpand aanvaardbaar en welk onaanvaardbaar wordt geacht, enz. In de enquête dient vermelding van veranderingen in het kredietverleningbeleid vergezeld te gaan van vermelding van veranderingen in de toepassing van dit beleid.

De waarden die weergegeven zijn in de grafieken stellen "diffusion index" voor. Grosso modo wordt dit concept gedefinieerd als het verschil tussen het percentage van antwoorden dat wijst op een verloop in een welbepaalde richting, en het percentage van antwoorden dat wijst op een verloop in tegenovergestelde richting. Om dit type van indicator tot stand te brengen, kan men ervoor opteren om hetzij dezelfde waarde toe te kennen aan elk mogelijk antwoord met uitzondering van het "neutrale" antwoord (wat onder meer wordt gedaan door de Europese Centrale Bank en de Federal Reserve van de Verenigde Staten) d.i. de “netto percentages”, hetzij verschillende waarden, die over het algemeen toenemen naarmate men sterker afwijkt van het "neutrale" antwoord (vb. Bank of Japan) d.i. de “diffusion index”. Eén van de voordelen van de tweede methode is dat zij niet alleen aanwijzingen geeft omtrent de richting van het verloop, maar tevens omtrent zijn intensiteit, zodat de intertemporele vergelijkingen kunnen worden verfijnd. Als gevolg van de beperkte omvang van het Belgische staal (namelijk vier kredietinstellingen), heeft de Nationale Bank van België geopteerd voor de tweede methode, onder meer om te vermijden dat men een te strak resultaat zou verkrijgen, en bijgevolg informatie zou verliezen. De geselecteerde indicator wordt als volgt gedefinieerd:

Gehanteerde criteria bij het goedkeuren van leningen of kredietlijnen  
  Indicator = % van instellingen dat "aanzienlijke verstrakking" opgeeft * 1,0
    + % van instellingen dat "lichte verstrakking" opgeeft * 0,5
    - % van instellingen dat "lichte versoepeling" opgeeft * 0,5
    - % van instellingen dat "aanzienlijke versoepeling" opgeeft * 1,0
         
Factoren van invloed op de criteria bij het goedkeuren van leningen of kredietlijnen  
  Indicator = % van instellingen dat "aanzienlijke bijdrage tot verstrakking" opgeeft * 1,0
    + % van instellingen dat "lichte bijdrage tot verstrakking" opgeeft * 0,5
    - % van instellingen dat "lichte bijdrage tot versoepeling" opgeeft * 0,5
    - % van instellingen dat "aanzienlijke bijdrage tot versoepeling" opgeeft * 1,0
         
Vraag naar leningen
  Indicator = % van instellingen dat "aanzienlijke toename" opgeeft * 1,0
    + % van instellingen dat "lichte toename" opgeeft * 0,5
    - % van instellingen dat "lichte verzwakking" opgeeft * 0,5
    - % van instellingen dat "aanzienlijke verzwakking" opgeeft * 1,0
         
Factoren van invloed op de vraag naar leningen
  Indicator = % van instellingen dat "aanzienlijke bijdrage tot toename" opgeeft * 1,0
    + % van instellingen dat "lichte bijdrage tot toename" opgeeft * 0,5
    - % van instellingen dat "lichte bijdrage tot afname" opgeeft * 0,5
    - % van instellingen dat "aanzienlijke bijdrage tot afname" opgeeft * 1,0
         

De mogelijke waarden van deze indicator schommelen tussen -100% (aanzienlijke versoepeling of afname bij alle respondenten) en +100% (aanzienlijke verstrakking of toename bij alle respondenten).

De resultaten met betrekking tot de opgetekende ontwikkelingen en die met betrekking tot de verwachte ontwikkelingen worden in dezelfde grafiek voorgesteld, zodat de verwachtingen omtrent de vraag naar en het aanbod van krediet snel kunnen worden geëvalueerd. Tot slot worden de Belgische resultaten getoetst aan de resultaten voor het eurogebied in zijn geheel, die worden opgesteld volgens de bovenvermelde formule, teneinde de nationale resultaten te kaderen in een ruimere context.

Vermelden we tenslotte nog dat het staal, dat op het niveau van het eurogebied wordt gehanteerd, werd vastgesteld rekening houdend met de specifieke kenmerken van de nationale bancaire structuren, teneinde een optimale vertegenwoordiging van de bancaire sector te waarborgen. Het staal telt momenteel 142 kredietinstellingen, met tenminste drie instellingen per land. Binnen één en hetzelfde land worden de resultaten samengevoegd. De nationale resultaten, die door de respectieve centrale banken worden medegedeeld, worden vervolgens gewogen op het niveau van het eurogebied, op grond van de nationale aandelen in het totale bedrag van de binnen het eurogebied toegestane leningen aan de niet-bancaire particuliere sector. Het Belgische staal omvat vier banken, waarvan hun kredieten aan de niet-bancaire particuliere sector ongeveer 72 % uitmaken van alle kredieten die de Belgische banken verlenen. Het aandeel van België in het eurogebied, van zijn kant, bedraagt 3,0%.