Zeven op de tien ondernemingen staan in de startblokken om meer dan 50 % van hun activiteit van voor de crisis te hervatten

Het totale herstel van de economische bedrijvigheid is weliswaar nog niet aan de orde maar een ruime meerderheid van de ondervraagde ondernemingen is materieel klaar om aan het einde van de lockdown ten minste 50 % van hun activiteit van vóór de crisis te hervatten. Een derde van de ondervraagde ondernemingen acht zich zelfs in staat hun activiteit op vrijwel hetzelfde niveau als voorheen te hervatten. Dat blijkt uit de jongste enquête bij Belgische ondernemingen en zelfstandigen voor de ERMG. Over het geheel genomen blijven de bevindingen van de enquête zorgwekkend, zowel voor de daling van de omzet als inzake het risico op faillissementen, met name voor de kleine ondernemingen en de zwaarst getroffen sectoren zoals de horeca of de organisatie van evenementen.

Voor de vierde week op rij hielden verscheidene federaties die de ondernemingen en zelfstandigen vertegenwoordigen (BECI, NSZ, UNIZO, UWE en VOKA) een enquête. Dat initiatief wordt gecoördineerd door de NBB en het VBO. Het is de bedoeling om de gevolgen van de coronacrisis op de economische bedrijvigheid in België en op de financiële gezondheid en de beslissingen van de Belgische ondernemingen van week tot week te beoordelen. In totaal hebben 3528 ondernemingen en zelfstandigen de enquête van deze week beantwoord[1].

 

Tabel 1: Impact van de coronacrisis op de omzet van de onderneming1

(in %, gewogen gemiddelde op basis van de omzet en geaggregeerd per sector)

 

27 maart - 2 april

3-9 april

10-16 april

17-23 april

Vlaams Gewest

-34

-38

-35

-34

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

-30

-32

-28

-31

Waals Gewest

-34

-38

-36

-34

België

-33

-37

-34

-33

Bronnen: BECI, Boerenbond, NSZ, UNIZO, UWE, VBO, VOKA, NBB.

1 De dekking van de verschillende bedrijfstakken in de steekproef verschilt van gewest tot gewest. Bij deze berekening wordt uitgegaan van de hypothese dat de impact van de crisis per bedrijfstak niet verschilt naargelang van het gewest. Voorts moet worden opgemerkt dat de cijfers altijd enigszins kunnen afwijken van die uit de voorgaande publicatie omdat gegevens a posteriori worden ontvangen en de analyse van de gegevens voortdurend wordt verfijnd.

Voor de vierde opeenvolgende week wordt een forse omzetdaling gerapporteerd

De daling van de omzet in vergelijking met het peil van vóór het begin van de coronacrisis bedraagt volgens de ondervraagde ondernemingen 33 %. Dat cijfer stemt min of meer overeen met de bevindingen van de vorige drie enquêtes. Tegelijkertijd vertonen de gemiddelden naar gewest een zekere stabiliteit en liggen ze in de buurt van het nationale gemiddelde. De iets geringere afname in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de vier enquêtes hangt samen met het gewicht van de financiële sector, waarvan de activiteit minder negatief werd beïnvloed.

De vastgestelde daling van de omzet blijft echter uiteenlopen van de ene bedrijfstak tot de andere. Met name de ‘banken en verzekeringen’ en de ‘informatie en communicatiediensten’ (die onder meer de IT-diensten omvatten) behoren tot de bedrijfstakken die het minst door de coronacrisis werden getroffen, enerzijds omdat de hoofdactiviteit in die branches niet verboden is en anderzijds omdat tal van hun werknemers kunnen telewerken. Daarnaast is de verkoop in de bedrijfstak ‘landbouw, bosbouw en visserij’ volgens de bevraagde ondernemingen niet teruggelopen, maar dit moet behoedzaam worden geïnterpreteerd, gelet op het kleine staal in die branche deze week. In de bedrijfstakken die het zwaarst worden getroffen, blijven de gegevens alarmerend voor de tak ‘kunst, amusement en recreatie’ en de horeca, waar de bevraagde ondernemingen een gemiddelde daling van de omzet met respectievelijk 88 % en 95 % vermeldden.

De stabiliteit van de afname van de omzet in de verschillende bedrijfstakken moet worden beschouwd in het licht van de geringe veranderingen in de beperkende maatregelen tijdens de voorbije vier weken. De ondernemingen uit de handel vormden de afgelopen week evenwel een uitzonderingen rapporteren een aanzienlijke verbetering in vergelijking met vorige week. Ze wezen immers op een daling van de omzet met 43 % ten opzichte van het peil van vóór de crisis, tegen een afname met 64 % een week eerder. Dat is te danken aan een gelijktijdige verbetering in de handel in levensmiddelen en niet-levensmiddelen. Dat laatste kan in verband worden gebracht met de heropening van bepaalde handelszaken sinds 18 april.

 

[1] De deelname aan de enquête van bepaalde federaties waarvan de leden in een specifieke bedrijfstak werkzaam zijn, kan een steekproeffout veroorzaken. Zo zouden de ondernemingen van een bedrijfstak sterk vertegenwoordigd kunnen zijn in onze steekproef terwijl ze een geringer aandeel hebben in de economie als geheel. Bijgevolg werd de steekproef gestratificeerd per bedrijfstak op basis van het gewicht in de toegevoegde waarde in België.

ERMG1

De perceptie van het risico op een faillissement is, in grote trekken, vergelijkbaar met die van vorige week. Ter illustratie: 7 % van de bevraagde ondernemingen acht een faillissement opnieuw ‘waarschijnlijk’ of ‘heel waarschijnlijk’. Dat cijfer bereikt 10 % voor de steekproef bestaande uit de zelfstandigen en de ondernemingen met minder dan tien werknemers. Het percentage ondernemingen met liquiditeitsproblemen blijft ook vrij stabiel en 36 % van de bevraagde ondernemingen verwachten dat ze hun liquiditeitspositie niet meer dan 3 maanden kunnen handhaven zonder bijkomende liquiditeiten (tegen 38 % bij de voorgaande enquête). Aangezien er nog veel onzekerheid heerst omtrent de voorwaarden van de hervatting, is het logisch dat de bezorgdheid van de ondernemingen op een hoog niveau stagneert. Op een schaal van 1 (weinig bezorgd) tot 10 (heel bezorgd), beloopt de gemiddelde score van de ondervraagde ondernemingen 6,9, tegen 7,1 verleden week.

ERMG2

Hoewel een groot deel van de economie momenteel nog stilligt, maken tal van bedrijfsleiders zich zorgen over de hervatting van de activiteit en de omvang hiervan. Op geaggregeerd niveau verwacht 40 % van de ondernemingen ten minste drie vierde van de productie van vóór de crisis te genereren in de eerste fase na de lockdown. Dat percentage loopt op tot 70 % als de drempel wordt vastgesteld op de helft van hun productie vóór de crisis. Positiever is dat volgens 5 % van de respondenten aan het einde van de beperkende maatregelen zelfs een hoger niveau kan worden bereikt dan vóór de crisis. Er zijn potentieel tal van redenen waarom de ondernemingen hun activiteiten niet op het niveau van vóór de crisis zouden kunnen hervatten. Het kan gaan om een onvolledige bevoorrading van goederen of grondstoffen, een zwakke vraag, moeilijkheden om de regels van social distancing toe te passen, de onbeschikbaarheid van sommige werknemers of een blijvend verbod op het organiseren van bepaalde evenementen.

De omvang van die verschillende beperkingen hangt grotendeels af van de bedrijfstak. Volgens de resultaten van de enquête, verklaren acht op de tien ondernemingen uit de bedrijfstakken ‘banken en verzekeringen’ en ‘informatie en communicatie’ dat ze de helft of meer van hun activiteit kunnen hervatten in de eerste fase na de lockdown. In de horeca en de bedrijfstak ‘kunst, amusement en recreatie’, daarentegen, melden slechts vier op de tien ondernemingen dat ze na de lockdown weer even vlot aan de slag kunnen gaan.