Het omzetverlies van Belgische ondernemingen verkleint wat maar verhoogde faillissementsrisico’s wijzen op permanente schade in bepaalde bedrijfstakken

Het omzetverlies dat de Belgische ondernemingen ten opzichte van de periode van vóór de crisis rapporteren, is voor de derde week op rij verkleind. De Belgische economie lijkt geleidelijk recht te krabbelen. De verbetering blijft echter gering en de bevraagde ondernemingen wijzen ook op een verhoogd faillissementsrisico, in het bijzonder voor bepaalde bedrijfstakken die waarvoor dat risico al groot was. Dat blijkt uit een enquête die op verzoek van de Economic Risk Management Group (ERMG) werd gehouden bij ondernemingen en zelfstandigen.

Voor de vijfde opeenvolgende week hebben diverse federaties die de ondernemingen en de zelfstandigen vertegenwoordigen (BECI, NSZ, UNIZO, UWE en VOKA), een enquête gehouden. Dit door de NBB en het VBO gecoördineerde initiatief is bedoeld om na te gaan welke impact de coronacrisis heeft op de economische activiteit in België, alsook op de financiële gezondheid en de beslissingen van de Belgische ondernemingen van week tot week. In totaal hebben 4 208 ondernemingen en zelfstandigen de enquête van deze week beantwoord[1].

Tabel 1: Impact van de coronacrisis op de omzet van de onderneming1

(in %, gewogen gemiddelde op basis van de omzet en geaggregeerd per sector)

 

27 maart - 2 april

3-9 april

10-16 april

17-23 april

24-30 april

Vlaams Gewest

-34

-38

-35

-34

-32

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

-30

-32

-28

-31

-28

Waals Gewest

-34

-38

-36

-34

-32

België

-33

-37

-34

-33

-31

Bronnen: BECI, Boerenbond, NSZ, UNIZO, UWE, VBO, VOKA, NBB.

1 De dekking van de verschillende bedrijfstakken in de steekproef verschilt van gewest tot gewest. Bij deze berekening wordt uitgegaan van de hypothese dat de impact van de crisis per bedrijfstak niet verschilt naargelang van het gewest. Voorts moet worden opgemerkt dat de cijfers altijd enigszins kunnen afwijken van die uit de voorgaande publicatie omdat gegevens a posteriori worden ontvangen en de analyse van de gegevens voortdurend wordt verfijnd.

Het omzetverlies verkleint wat maar blijft aanzienlijk  

De bevraagde ondernemingen wijzen nog steeds op een forse daling van hun verkoop ten opzichte van de periode vóór de crisis. Rekening houdend met de grootte van de ondernemingen en met het gewicht van de sectoren in de Belgische toegevoegde waarde, beloopt de gerapporteerde omzetdaling gemiddeld 31 %, een resultaat dat slechts een klein beetje beter is dan bij de vorige enquête.

Hoewel er slechts weinig verandert van week tot week, ging het deze keer om de kleinste door de ondernemingen uit de steekproef gerapporteerde omzetdaling sinds het begin van de enquête – met andere woorden sinds eind maart – en om de derde wekelijkse verbetering op rij. De Belgische economie lijkt geleidelijk recht te krabbelen, al blijft het omzetverlies bijzonder groot. Er doet zich een – zij het relatief zwakke – verbetering voor in enkele bedrijfstakken, waaronder de ‘horeca’. Voor deze laatste branche rapporteren de bevraagde ondernemingen wel nog steeds een daling met 84 %, wat aanzienlijk en zorgwekkend blijft. De bedrijfstak ‘kunst, amusement en recreatie’ ziet de situatie niet verbeteren en tekent, net als bij de vorige twee enquêtes, een achteruitgang met 88 % op.

De reden die de bevraagde ondernemingen het vaakst aanhalen voor die daling, is de zwakke vraag (47 %) en dat geldt voor de meeste bedrijfstakken. De andere vermelde redenen zijn grotendeels eigen aan de bedrijfstak waartoe de onderneming behoort. Het formele verbod om bepaalde activiteiten uit te oefenen, wordt vooral genoemd in de bedrijfstakken die evenementen organiseren (91 % van de bevraagde ondernemingen), de horeca (79 %) en de detailhandel in niet-levensmiddelen (71 %). De moeilijkheden om de regels van social distancing toe te passen, hebben in de eerste plaats een weerslag op de bouwnijverheid. Een gebrek aan personeel en toeleveringsproblemen worden over het algemeen minder vaak vermeld. Dat laatste element is vooral belangrijk in de bouwnijverheid en de industrie.

 

[1] De deelname aan de enquête van sommige federaties waarvan de leden in een specifieke bedrijfstak werkzaam zijn, kan een steekproeffout veroorzaken. Zo zouden de ondernemingen uit een bedrijfstak sterk vertegenwoordigd kunnen zijn in onze steekproef, terwijl ze minder sterk vertegenwoordigd zijn in de economie als geheel. Derhalve werd de steekproef per bedrijfstak gestratificeerd volgens het gewicht in de toegevoegde waarde in België.

ERMG1

De ondernemingen melden minder liquiditeitsproblemen maar een hoger faillissementsrisico

De resultaten van de enquête betreffende de liquiditeitsproblemen liggen in de lijn van die voor de omzet en verbeteren eveneens, hoewel ze vergelijkbaar blijven met de cijfers van de voorgaande weken. Van de bedrijfsleiders die hebben geantwoord, verklaart met name 34 % liquiditeitsproblemen te ondervinden, tegen gemiddeld 38 % tijdens de voorgaande weken. Er wordt dus een lichte verbetering opgetekend, maar een derde van de bevraagde ondernemingen vindt nog steeds dat ze slechts over voldoende liquiditeiten beschikken om ten hoogste drie maanden stand te houden.

Daarentegen is het faillissementsrisico volgens de bevraagde ondernemingen deze week licht gestegen. Het percentage ondernemingen dat een faillissement ‘waarschijnlijk’ of ‘zeer waarschijnlijk’ acht, bedraagt 9 %, tegen gemiddeld 7 % tijdens de vier voorgaande weken. De stijging van het gepercipieerde risico op een faillissement doet zich voor in tal van bedrijfstakken, en de horeca en de tak ‘kunst, amusement en recreatie’ vormen daarop geen uitzondering. In die laatste bedrijfstak bereikt het aantal antwoorden die melding maken van een ‘waarschijnlijk’ of ‘zeer waarschijnlijk’ faillissement zelfs de drempel van 30 %. De hogere faillissementsrisico’s wijzen op het gevaar dat de coronacrisis permanente schade berokkent aan het Belgische economische weefsel en kunnen de kracht van het herstel afzwakken.

ERMG2

De bezorgdheid bij de ondernemingen blijft ook heel groot. De gemiddelde indicator op een schaal van 1 (weinig bezorgd) tot 10 (zeer bezorgd) blijft vrijwel onveranderd op een peil van ongeveer 7. Bijgevolg worden investeringen nog altijd massaal uitgesteld. Dat geldt vooral in de horeca en in de bedrijfstak ‘kunst, amusement en recreatie’ waar respectievelijk slechts 7 % en 1 % van de bevraagde ondernemingen hun oorspronkelijke investeringsplannen hebben gehandhaafd.