De Belgische ondernemingen schatten dat hun omzetverlies als gevolg van de coronacrisis vrijwel constant blijft op 37%

De coronacrisis blijft druk uitoefenen op de Belgische ondernemingen en zelfstandigen, al is hun omzetverlies min of meer stabiel gebleven in vergelijking met vorige week. Dat blijkt uit een enquête in opdracht van de Economic Risk Management Group (ERMG).  Net als vorige week geven ongeveer vier op de tien bevraagde ondernemingen aan dat hun omzet door de coronacrisis met meer dan 75 % is gedaald. De horeca, de sector van de kunst, amusement en recreatie en de handel blijven de grootste impact ondervinden. Bovendien meldt 50 % van de bevraagde ondernemingen liquiditeitsproblemen. In de zwaarst getroffen sectoren, waaronder de horeca, zien de bevraagde ondernemingen een risico op solvabiliteitsproblemen ontstaan.

Voor de tweede week op rij voerden een aantal federaties die de ondernemingen en zelfstandigen vertegenwoordigen (BECI, Boerenbond, NSZ, UNIZO, UWE en VOKA)[1] een enquête uit met de coördinatie van de NBB en het VBO. De bedoeling is om de gevolgen van de coronacrisis op de economische bedrijvigheid in België en op de financiële gezondheid van de Belgische ondernemingen op wekelijkse basis te beoordelen. Er hebben in totaal 6906 ondernemingen en zelfstandigen geantwoord op de enquête van deze week.

Tabel 1:    Impact van de coronacrisis op de omzet van de onderneming1

                 (in %, gewogen gemiddelde op basis van de omzet en geaggregeerd per bedrijfstak)

 

27 maart – 2 april

3 maart – 9 april

 

 

 

Vlaams Gewest

-34

-38

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

-30

-32

Waals Gewest

-35

-38

 

 

 

België

-34

-37

 

 

 

Bronnen: BECI, Boerenbond, NSZ, UNIZO, UWE, VBO, VOKA, NBB.

De vertegenwoordiging van de verschillende bedrijfstakken in de steekproef verschilt tussen de gewesten. Bij deze berekening wordt aangenomen dat de impact van de crisis per bedrijfstak niet verschilt naargelang het gewest.

 

 

 

De horeca, de handel en sector van de kunst, amusement en recreatie zijn het zwaarst getroffen

De vastgestelde omzetdaling blijft vergelijkbaar met die van vorige week. Wanneer tegelijk rekening wordt gehouden met de omzet van de onderneming en het gewicht van de bedrijfstak in de Belgische economie, geven de bevraagde ondernemingen voor de voorbije week een gemiddelde daling van 37 % aan, tegen 34 % vorige week.[2] Bovendien is de omzet van bijna vier op de tien bevraagde ondernemingen met meer dan 75 % gedaald. Het zijn opnieuw de kleinste ondernemingen die hun omzet het sterkst zagen teruglopen. Uit de gewogen omzetdaling blijken geen grote verschillen tussen de gewesten, al is de daling iets groter in het Vlaams Gewest en in het Waals Gewest (-38 %).

Het verschil is groter tussen de bedrijfstakken. Diegene met de sterkste omzetdaling blijven de ‘kunst, amusement en recreatie’ (-92 %), de horeca (-83 %) en de handel (-59 %). Binnen die drie bedrijfstakken, die ook vorige week al het zwaarst getroffen bleken, haalt een groot deel van de bevraagde ondernemingen (respectievelijk 85 %, 77 % en 56 %) als belangrijkste reden voor die daling het activiteitsverbod door de overheid aan. In de totale steekproef blijft de zwakke vraag de vaakst genoemde reden.

Een op de twee bevraagde ondernemingen kampt met liquiditeitsproblemen. Dat cijfer is vergelijkbaar met dat van vorige week. Minder dan een op de tien ondernemingen acht een faillissement waarschijnlijk of heel waarschijnlijk en het zijn vooral de kleine ondernemingen die het risico het hoogst inschatten. De perceptie van het risico op een faillissement verschilt evenwel tussen de bedrijfstakken. Binnen de branches van de horeca en de ‘kunst, amusement en recreatie’, schat bijna een op de vijf bevraagde ondernemingen het risico op een faillissement hoog in, terwijl dat aandeel beduidend kleiner is in de andere bedrijfstakken.

 

 

[1]    De enquête werd ook uitgevoerd bij de leden van UNISOC, maar omdat die bevraagden tot de non-profitsector behoren (waarvan de toegevoegde waarde in de nationale rekeningen op een andere manier wordt bepaald), worden hun antwoorden hier niet geaggregeerd met die van de zelfstandigen en de ondernemingen die deelnamen aan de enquête van de andere organisaties. De resultaten zullen apart geanalyseerd worden.

[2] In vergelijking met het persbericht van 3 april werden extra gegevens toegevoegd en werd de aggregatiemethode aangepast. Zo werd de steekproef gestratificeerd per bedrijfstak op basis van het gewicht in de toegevoegde waarde in België. De deelname aan de enquête van een aantal federaties waarvan de leden actief zijn in een specifieke bedrijfstak, kan een steekproeffout veroorzaken. De ondernemingen van een bepaalde bedrijfstak zouden namelijk sterker vertegenwoordigd kunnen zijn in onze steekproef dan in de Belgische economie als geheel. Daarom werd deze steekproef in evenwicht gebracht met de toegevoegde waarde per bedrijfstak. De resultaten blijven evenwel vrij gelijklopend.

Een op de twee ondernemingen maakt al gebruik van tijdelijke werkloosheid

In veel van de bevraagde ondernemingen en in de meeste bedrijfstakken zijn een deel van de werknemers al tijdelijk werkloos. Het spreekt voor zich dat de drie bedrijfstakken die het zwaarst zijn getroffen massaal terugvallen op die regeling. Bijna een op de twee bevraagde ondernemingen geeft aan op dit moment gebruik te maken van tijdelijke werkloosheid en 9 % van de bevraagde ondernemingen is van plan dat in de komende maand te doen. 

Verder werkt 32 % van de werknemers van thuis en blijft 27 % de verplaatsing naar het werk maken. Uit de antwoorden van de bevraagde ondernemingen blijkt dat slechts 4 % van de werknemers, om medische of andere redenen, afwezig is.

Tot slot beoordelen de bevraagde ondernemingen hun ongerustheid op een schaal van 1 (weinig ongerust) tot 10 (heel ongerust) op 7,2 tegen 7 vorige week. De ongerustheid bij de bevraagde bedrijfsleiders blijft dus heel groot, wat hun investeringsbereidheid negatief kan beïnvloeden.